Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Maar dat is het juist, wat men tegen u en tegen haar inbrengt, glimlachte de Koningin, er zou zich in dat boek een geheim bevinden, een bewijs… van…

— Ja, van uwe schuld! viel Mevrouw Fabroni in, ziende dat Maria aarzelde.

— Mijn portret, als ze zeggen; maar dat is niets dan een ijdel voorwendsel om dit boekje in handen te krijgen; daar is niets van, ik verzeker het Uwe Majesteit.

— Dan is er immers ook geen gevaar bij om het te toonen, sprak Mevrouw Fabroni, en de Koningin heeft mij beloofd u dat te bevelen.

— Ja, zeide Maria verlegen, ik beveel u dat, Monsignore!

— Maar, Mevrouw! moet dan zelfs mijne Koningin toegeven aan zulke grillen en zottelijke inbeeldingen?…

— Och waarom niet, Monsignore? eene enkele daad van u beschaamt immers terstond uwe en hare aantijgers.

— O, Mijnheer de Vicomte! ik bid wees ditmaal edelmoedig, wees mijn groothartige beschermer, en doe wat men verlangt! riep Lucienne smeekend. Ik ben bereid alles te lijden, alles te verduren, als deze verdenking slechts van mij afgenomen wordt, en gij hebt dat in uwe macht… met eene enkele verklaring.

— Ik zal die zeer zeker niet geven in tegenwoordigheid van zoovele en zulke getuigen, zeide Fabroni met vastheid, en gij, jonkvrouw! moest het niet van mij vragen.

— Mijnheer Fabroni! in uw geval zou ik niet zoolang geaarzeld hebben als het zulk een wensch eener dame gold, zeide de Prins.

— Uwe Hoogheid vergeve mij, daar schuilt meer in dit drijven dan ik nu ophelderen kan; men legt ons een strik, en hij zag op Mevrouw de Sourdiac en de l’Espine.

— Ontknoop dien door zuivere rondigheid.

— Uwe Hoogheid kan hierop met te meer gerustheid aandringen, daar ik op ’t laatst geheel het woord kan geven van dit raadsel, fluisterde Honthorst den Prins in, terwijl de Koningin met zachte stem en wat ontsteld gelaat aan Lucienne vroeg:

— Bevat dat boek veellicht het geheim van… uwe afkomst?