Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zegepraal dan die der Koningin, meer eene voldoening harer ijdelheid dan het. offrt harer hulde aan eene Vorstin. Anders ten minste verklaart zich niet goed eene ontvangst, die nog overkwistig zou geweest zijn, waar er een machtige en invloedrijke bondgenoot ware te onthalen geweest, na de aarzeling om eene vrouw te ontvangen voortaan zonder invloed als zonder kroon, ontvangst, die zelfs zijne gevaren had, omdat zij als met een frisschen glans van majesteit de persoon omgaf van eene Vorstin, die zich den persoonlijken haat had gewonnen van Richelieu, naar wiens machtig bondgenootschap men streefde. Te zien of die glans ook zijne duistere vlekken heeft, te bespieden wat schuilt achter de coulissen van die prachtige tooneelvertooningen, openlijk der koninklijke gast aangeboden; de decoraties te beschouwen van achteren; in één woord, de keerzijde te zien van die glorierijke doorreize, die tol van hulde- en nederigheid, door die vorstelijke burgers gebracht aan de voeten eener Koningin op haar eigenaardig standpunt te plaatsen, en van de la Serres opgesmukt tafereel tot de rechte waardeering der zaken te komen, zietdaar het doel, waarmede ik dit onderwerp opvatte, en waarbij hier Honthorst mij even goeden dienst zal doen als aan Diedrik, omdat hij het is, die ons beiden zal inleiden in hare tegenwoordigheid, waar zij niet omgeven is door een joelend feestgewoel, en zelve den feestdosch der Koninklijke Majesteit heeft ter zijde gelegd, om slechts als vrouw te poseeren voor een portret. Om tot dat doel te komen, voegen wij ons weêr bij den schilder en zijn beschermeling, die wij nu vinden op den terugweg van Naaldwijk, en zeer nabij het kasteel, dat zij welhaast zullen binnengaan. Diedrik, die zijn prachtig gewaad heeft geruild voor eene kleedij van bruine sergie, en al zijne kanten voor een neêrvallenden kraag van kamerrijks dundoek, had bij zijne groote jeugd nu geheel het voorkomen van een knaap, van een leerling, die geenerlei aanspraak had te maken, maar ook volstrekt geene opmerking zou wekken.

— Dit is toch voorwaar eene lustige schildersklucht, sprak Diedrik, die met zijn pronkgewaad ook zijne zwaarmoedigheid had afgelegd.

— Lustig! dat zal nog te bezien staan, antwoordde Honthorst.