Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/253

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Fabroni wantrouwen hadden getoond, en die zeker belast was, van Maria’s onberaden voorstellen de eerste inzichten te geven, scheen dien twee vrienden der vorstelijke personaadjes niet veel goeds te beloven; zij aarzelden tusschen twee onderstellingen: of de Prins was dus verontwaardigd over de voorstellen der Koningin, dat hij haar persoonlijk zijne ontevredenheid wilde uitdrukken, en haar tot een snellen aftocht verplichten, of, en dit laatste vreesde Fabroni bijna evenzeer, hij liet zich verlokken door den schoonen schijn dier uitzichten, die zij hem had weten voor te spiegelen, en door een geheimen wensch, om zijne bekende grieven tegen den Kardinaal in eens te wreken: verdenking, waarvoor men grond had in het voorbeeld van Hauterive, Beringhen en andere Fransche ballingen, die den Kardinaal haatten, en die de Prins in zijn dienst had genomen en met openlijke gunst eerde: bewijs althans, dat zijn verholen wrok nog niet zuiver was afgelegd: wrok, welken deze raadsmannen zonder twijfel zouden voeden en aanvuren. En de vaste overtuiging, waarin de Vicomte was, dat niets hetgeen Maria op deze wijze ondernam, zou gelukken, dat het alleen strekken kon, om haar met schade en schaamte uit Holland te verdrijven, nog voordat haar het toevluchtsoord in Engeland gewaarborgd was, en dat de Prins bij dit gevaarlijk spel, behalve het bondgenootschap van Frankrijk, ook nog het vertrouwen der Staten, en een deel der liefde en hoogachting van het volk zoude inboeten, ontrustte hem dermate, dat hij alleen in eene haastige tusschenkomst, eer men nog iets had kunnen vaststellen, de redding zag der beide onderhandelenden. In zijn bang vermoeden werd hij nog meer versterkt, toen hij vernam, dat de Erfprins van Oranje zijn vader vergezelde bij dit bezoek; iets dat zeker in belrekking stond met het Engelsche huwelijk, en een nieuw bewijs scheen van Oranje’s overhelling om met het wettig gezag in Frankrijk te breken. De trouwe staatsdienaar had te eerder het begin van uitvoering (om het eens zoo te noemen) willen verhinderen, daar hij vreeze had, dat de l’Espine een van die verdachte opmerkers was, die hetgeen er voorviel op het huis Honselaarsdijk met bespiedende blikken gadesloegen, om het over te brengen waar het niet dan schaden kon. Hij wist wel, dat zijn storend overvallen van de hooge personen, op het