Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/255

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eene list, dan aan eene vergissing; daarom zich met een fellen blik en fieren glimlach naar Mevrouw Fabroni wendende, zeide zij:

— Welnu, Mevrouw! ondanks alle tegenspraak en alle tegenbewijs, verklaar ik, dat gij de beeltenis van uw gemaal in dat boekje zoudt gevonden hebben, zoo daar niet eenige opzettelijke verwisseling had plaats gehad, uitgedacht, of althans uitgevoerd, door den eenen of anderen vernuftigen konstenaar, die mij een trek heeft willen spelen.

— Misschien wel door denzelfden, wien gij het portret van den Vicomte ter uitvoering hadt toevertrouwd, sprak de l’Espine luid, met een boosaardigen glimlach, en die gemeend heeft, mij op deze wijze in uwe kabaal te verwikkelen.

— Dat is zeer mogelijk, hernam Mevrouw de Sourdiac, sidderend van woede, en ik voor mij heb groote haast er mij van te vergewissen!

— Wij allen, sprak de Prins ernstig; hare Majesteit vergeve mij hier voor haar te spreken; maar er gaan hier zaken om, die zekerlijk moeten onderzocht worden, tot bescherming der onnoozelheid en tot beschaming der snooden.

— Ik geef Uwe Hoogheid volkomen gelijk, zeide Maria; maar hoe gij daartoe gekomen zijt Markiezin!… ik beken dat… ik begrijp mij niet, hoe gij met zulk een boos opzet het geluk van Mevrouw Fabroni hebt willen verstoren.

— Ik meende mijn plicht te doen met Mevrouw Fabroni in te lichten; want ik blijf gelooven, dat de schuldige verstandhouding bestaat, en zeker is de invoeging van Ridder Renés portret, in plaats van de beeltenis van Monsignore, niet de eenige verandering, die dit vreemde boekje heeft ondergaan; want om slechts van dit ééne te spreken: toen ik het vond, bevatte het Hugenootsche cantiques, die wel niet in een gewoon Katholiek gebedenboek zullen thuishooren, en toch, sprak zij, het doorbladerend, men kan zich overtuigen, dat deze hier niet meer aanwezig zijn: bewijs dat dit, òf een ander boekje is, òf dat er opzettelijke veranderingen mee gepleegd zijn; Mevrouw Fabroni zal het zich herinneren als ik; want ik heb ze haar aangetoond.

— In waarheid! zeide deze, en opnieuw vlamde haar argwaan op, tegelijk met al hare twijfelingen. Monsignore Fabroni!