Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/258

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Wees er zeker van, Mejonkvrouw, van nu aan zijt gij ooit der mijne bescherming, als geloofsgenoote en als edelvrouw, die zich beroept op den steun van den Stadhouder.

— Mag ik Uwe Hoogheid herinneren, dat de Jonkvrouw mijne onderdane is, zeide Maria, bleekgeel van spijt.

— Alleen zij is in deze landen, en beroept zich op den eersten Staatsdienaar, ter handhaving harer religieuse vrijheid: beginsel, dat door de Staten wordt voorgestaan en geoefend, en daaraan ik, mocht het wezen, veeleer ruimere uitbreiding zoude geven, dan eenigszins beperking.

— Zij is mijne verwante, sprak Maria met eene stem, sidderend onder allerlei strijdende gewaarwordingen. Ik heb op haar zulke rechten, die door geene aardsche macht kunnen ontnomen worden of weersproken…

— Het is ook alleen in den naam der Hemelsche belangen, dat ik ze durf tegenstaan! sprak Lucienne, deemoedig maar vast, en mijne allernaasten zijn zij, die ik mijne broederen en zusteren noem in Christus.

— Ik dacht niet, hernam de Koningin, dat de religionsverwanten die teere namen gaven, dan aan lidmaten hunner Kerk! en, naar ik achte, zijt gij nog niet tot daartoe gekomen!

— Nog niet, Mevrouw! dat is waar, maar aanstaanden Zondag hoop ik mij openlijk bij de gemeente te voegen, met hulpe Gods en onder ’t welnemen van Zijne Hoogheid den Prins.

— Ik zegge daartoe neen noch ja, mijn kind! dat zijn religiezaken, dergelijke gij met den weleerwaarden Rivet bespreken moet, dien ik u zenden zal.

— Ik heb den weleerwaarden Beijdanus, Predikant tot Leiden, tot mijn geestelijken leidsman, sprak Lucienne.

— Hoe! dus reeds een biechtvader gekozen, riep de Koningin met de hoogste ergernis. Monsignore Fabroni! wat is dit! dit komt tot uwer verantwoording? Gij, haar voogd, die belast waart zorge te dragen voor de wichtigste belangen der Jonkvrouw, hoe kondt gij ze dus veronachtzamen, dat ze op zulke doolwegen kon treden, en gij daaraf onwetend bleeft; of zoo niet, hoe kondt gij veroorloven, dat zij zulken weg ging? hoe heeft een man als gij, zoo ernstige taak dus met schuldige nalatigheid kunnen verachteloozen?…