Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/262

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

òf niet gezien òf niet opgemerkt hadden; zelfs op wie tegen hem was ingenomen, als Fabroni, bleef dit niet zonder indruk.

De Prins, die niets tegen hem had, maar die om eene andere reden streng wilde schijnen tegenover den jonkman, en hem eene wijle de lasten van zijne verwikkeling in eene hof-intrigue in volle zwaarte op de schouders wilde laten vallen, wenkte hem met een strak gelaat; maar toen hij genaderd was en zich van zijne eerbiedige buiging had opgeheven, had Frederik Hendrik moeite om zijn toon niet te verzachten.

— Jonkman! zeide hij, Meester Honthorst gelooft, dat gij beter dan een ander in staat zoudt zijn, zekere verwarringen op te klaren: verwarringen, waarvan een sterk vermoeden rust op u, als hebbende ze mede helpen aanrichten.

Zoo die vraag Diedrik door ieder ander ware gedaan, hij had er zonder aarzelen een antwoord op gegeven, dat zijne onschuld in het volle licht stelde.

Maar voor het eerst van zijn leven in de tegenwoordigheid van den Prins van Oranje, en door dezen toegesproken op eene wijze, die van onwil getuigde, kon het niet anders, of de indruk van die persoonlijkheid moest hem ietwat bedwelment en de onrust, reeds mishaagd te hebben, hem te meer schuchter maken in zijn antwoord. Daarbij hij wist niet met zekerheid van welke verwarringen hier sprake was, noch in hoeverre Honthorst de schuld op hem had geworpen en wilde laten rusten; hij antwoordde dus: dat hij zich geen opzet bewust was, waarvoor hij de ontevredenheid van Zijne Hoogheid meende verdiend te hebben, doch bereid was rekenschap af te leggen van alles wat hem op Honselaarsdijk was wedervaren; dit zei de hij, meer om de Koningin een schrik aan te jagen en zich een weinigje over haar te wreken, dan in vollen ernst, overtuigd, dat noch de Prins, noch Honthorst, noch bovenal Maria hem zulke op biecht zouden vergen.

Honthorst ook voorkwam alles, door den Prins in te fluisteren.

— Uwe hoogheid verge hem daarop niet, de kwant is in staat het te doen zooals hij het zegt, tot zonderlinge desperatie van sommigen hier aanwezend, en hij zag op Maria; vergun veeleer mij hem te ondervragen, dat zal beter uitkomst hebben; vermeene ik…