Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dreven; de goedheid van Maria deed, wat eene fiere terechtwijzing niet zou hebben gedaan: zij deed haar buigen.

Zij knielde neer aan de voeten van de Koningin en nam de hand, die Maria haar reikte, en kuste die met vuur, en Maria voelde het uit den traan die er op neerdroppelde, dat deze deemoed geen masker was, dat zij in die schuldige opnieuw eene trouwe volgelinge had gewonnen.

— Mevrouw Fabroni! Mejonkvrouw d’Arcy! — volgt mijn voorbeeld.

— De wil mijner Vorstin en van mijn gemaal zij geëerbiedigd, sprak de eerste.

— Als Christin vergeef ik van ganscher harte, sprak Lucienne.

— Wel dat verheugt mij, sprak nu de jonge Prins, die bij dit gansche tooneel met zichtbaar ongeduld had toegezien, en wellicht alleen zich van ongepaste tusschenkomst onthouden had, omdat hij het zijn vader aanzag dat het hier ernst gold, en omdat hij de schoone Lucienne somtijds een zacht woordje van deelneming had kunnen influisteren, — dat verheugt mij, dat mijn Heer vader en Hare Majesteit met eenen dezen verwikkelden knoop doorhakken…

— Ook zullen wij dit tooneel ganschelijk eindigen, mijn zoon! sprak de Prins; want dit alles moet Hare Majesteit nutteloos zeer vermoeid hebben.

— En niemands zaken gevorderd! hernam Fabroni, met een oog op de Koningin.

— Zonderling niet het conterfeitsel daar, sprak Honthorst op den ezel wijzende.

— Minst van allen mijn hijlik, fluisterde de jonge Prins. zijn vader in, die glimlachend toestemde…

— Dat is nu alles heel goed, sprak de l’Espine, voor wien, als men denken kan, deze afloop eene bittere teleurstelling was; maar ik ben niet gehuwd, dat ik van een ander zou afhangen als Mevrouw Fabroni, ik ben geen Christen in den zin, dien Mejonkvrouw d’Arcy daaraan hecht, ik ben geen Vorst, dus geef ik geene amnestie; maar ik ben Fransch edelman en als zoodanig kan ik eene Jonkvrouw, die van mijne maagschap is, niet dus ter prooie laten aan den moedwil van wie haar kwaad wil, zonder daarvan satisfactie te vragen; Zijne Hoogheid de