Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/269

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XV.
Hoe zich voor Diederik de toestand ontwikkelt.




In een der vertrekken, die hij doorging, vond de Prins zijn gevolg, en zijn vertrouwden Secretaris den Ridder Huijgens ziende, nam hij diens arm tot steun, dien het voeteuvel hem soms noodig maakte, gaf den Vicomte Fabroni de rechterhand, en liet de l’Espine met Diedrik volgen, zonder er veel aandacht op te geven, in hoever die twee elkander zouden verstaan, en of de eerste zich beneden zijn rang behandeld zou vinden door die gelijkstelling.

Het eerste ging echter beter dan men van een karakter als dat des Ridders denken zou, en wat het andere betreft, Renés rang aan dit hof was zoo weinig een bepaalde, zijn geheele leven door had hij in eene valsche positie verkeerd, en had zich daarbij, zelfs ten wille van de geheimzinnige opdracht, die hij zich liet welgevallen, zoo menige vernedering moeten getroosten, dat ook deze door hem nauwelijks werd opgemerkt, of indien al, met koele onverschilligheid opgevat werd.

Om over het eerste te oordeelen, kunnen wij eene wijle luisteren naar hun gesprek, terwijl zij op zulken afstand van den Stadhouder verwijderd bleven, als de etiquette gebood: afstand, dien de Prins zelf van tijd tot tijd nog vergrootte door somtijds met versnelde schreden vooruit te stappen, en dan weer inkortte door plotseling stil te staan, zeker om eenige belangrijke vraag aan Fabroni te richten, of een dergelijk antwoord te geven; want dat hetgeen er tusschen den Stadhouder en dien