Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Daarin herken ik den ouden Geurt Adriaansz, die om de schatten van beide Indiën tot geenerlei accomodatie zou te bewegen zijn, waar het zijn geloof gold, dat wil zeggen, de eere der Dordsche Synode, viel Gerard in, die wellicht wat naar de Remonstrantsche gevoelens overhelde.

—Juist; hij zou daartoe zoo min te brengen zijn als tot het ontkennen van zijne eigene handteekening! Ook zou ik volgaarne zijne redenen geëerbiedigd hebben, ware het niet dat het gevolg er van in volle zwaarte op mij arme nederkwam. Want ziet gij, mij die reeds vooruit had gedroomd van al die jolijselijke feesten en plechtige optochten, daarbij ik eene eereplaats zoude houden nevens andere jongeluiden van mijne qualiteit, ik die alreede op onze kamer het voorstel had gedaan tot aanspraken en tot dichten…

— O ho! mijn jonge meester is rederijker … dichter…

— Wie op mijn leeftijd heeft niet wat lust tot de poëterije?

— U althans gebreekt die niet. Opgewonden verliefd, ge hebt daar niet veel meer bij noodig om poëet te zijn, naar ’t mij schijnt.

— Denk dus aan mijn leed, toen mijn vader zeide dat zijn zoon, voegelijk, geen der feesten kon bijwonen, sinds hij zich openlijk en ernstelijk had gesteld tegen allen omhaal, dien men te dier gelegenheid dacht te gebruiken. Dus voor mij geene gelegenheid om eenig aandeel te nemen in dat alles, dan om, verstolen op een afstand onder het volk, op zijn best gelegenheid te vinden om te zien, volstrekt geene om gezien te worden; de pijne van ’t gemis viel mij zwaarder dan ik vooruit zou geloofd hebben, want in ’t eind, luidruchtigheid en gewoel te zoeken lag niet in mijn aard, en van ’t drokke banquetteeren mijner genannen had ik steeds afkeer.

— De verbeelding was u gescherpt door ’t gebod der onthoudinge!

— Of het dat was zou ik niet konnen zeggen, maar wel dat van ’t begin aan toen er sprake kwam van de reize dier belangwekkende Koninginne door deze landen en naar onze stad, mijn hart van verlangen klopte, om hare gestalte te zien, die men bij die der Olympische Juno vergeleek, en hare trekken te aanschouwen, die ik mij niet te minnelijk noch aanvallig