Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/279

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Diedrik kon ’t niet langer doogen. Hij vergat den eerbied voor den Prins, de achting die Huijgens afdwong, alles, alles, en schielijk nader tredende, viel hij den ouden man in de armen, met den uitroep:

— Neen, vader! gij zult mij niet missen! neen! zoo God het mij gunt, zal ik aan uwe zijde staan en blijven en uw wil doen; van nu aan ben ik weer de uwe van heeler harte, en vergete alles wat daarbuiten ligt en wat mij de verbeelding heeft ontsteld.

— Nu zoo is ’t goed, sprak de Prins, even de schouders ophalende, met een glimlach tegen Huijgens, die beduidde: als hij er dus licht van afziet, hadden wij onze woorden konnen sparen.

— ’t Is de triomf der kinderliefde! hernam de dichterhoveling, alleen die overspanning van ’t moment zal zich, vreeze ik, later wreken; want het konstvuur is geen brand, die zich door een paar tranen laat blusschen, noch zelfs door de ijzeren banden der plicht inbinden laat, maar dat ter contrarie door dwang tot heftiger uitbarsting wordt aangepord.

— Mij dunkt, wij moesten het er nu bij laten; het best maken zij ’t samen uit, sprak de goedige Vorst, ziende dat werkelijk geen van beiden meer op hem achtte. Diedrik zelf achtte zich gelukkig en gered door deze uitkomst. Bij was niet weinig verschrikt bij de zonderlinge tusschenkomst van den Prins; maar eensdeels had hij Frederik Hendrik niet durven tegenspreken, en anderdeels wilde hij ’t ook niet; want hoe dan voor dezen en voor zijn vader zijne voorgaande handelingen uitgelegd en gerechtvaardigd, daar hij ze zelf op dit oogenblik in het volle licht der ongerijmdheid zag en nauw iets meer dan dwaasheid achtte? zonder eene onwaarheid te spreken, kon hij zwijgen op de onderstelling van Oranje, en de verzoening met zijn vader treffen, zonder tot de bekentenis te komen van wat hij nauw zich zelven bekende.

Hoe Frederik Hendrik tot die dwaling kwam, is licht te verklaren. Honthorst, in zijne zorg om Diedrik uit den tooverkring der kabalen uit te trekken, was geëindigd met alles hem aangaande aan den Prins te vertrouwen bij zijn gehoor te ’s Hage, met de bede door zijne intercessie een eind te maken aan