Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/282

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XVI.
Het afscheid.




Ondanks den ernstigen wil om zijn vader te volgen, was het afscheid nemen van Honthorst voor Diedrik meer een voorwendsel om zijn verblijf te rekken, dan eene volstrekte noodzakelijkheid, en te minder, daar hij Honthorst bij de Koningin wist, en het niet zeker was, dat hij hem nog zou kunnen wederzien. Maar er was iets dat hem dreef nog eene uitvlucht te zoeken, hij hoopte Lucienne d’Arcy te zien, en haar een woord te kunnen zeggen tot vaarwel. Een onderhoud durfde hij haar wel niet vragen, omdat hij haar eigenlijk niets had mede te deelen, dat voor haar belangrijk was, want hij durfde niet hopen dat hij hare belangstelling zou wekken, zoo hij haar zeide in welke mate zij de zijne opwekte, hoe vooral haar moedige geloofsijver hem getroffen had, en hoezeer het pijnlijke van haar toestand zijne deelneming wekte. Maar zonder een onderhoud te durven vragen, hoopte hij toch onbestemd op eene ontmoeting; in dit huis was hem reeds zooveel gebeurd, waarop hij niet had kunnen rekenen; de korte dagen van zijn verblijf waren bijna eene aaneenschakeling geweest van ongedachte avonturen en toevallige samenkomsten, als men nauwelijks door afspraak dus had kunnen daarstellen; hij was nu eenmaal in den tooverkring der illusiën, hij kon ook deze hoop niet van zich weren, en zeker om tot hare vervulling iets aan te wenden, begaf hij zich naar zijn ouden post in de gaanderij der schilderijen, die hem, als wij ons herinneren, alle bedenkelijke kansen bood om te slagen. Als Lucienne zich moest begeven naar het tegenover liggende paviljoen tot het onderhoud met den Prins, kon zij geen an-