Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/284

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

u in den valschen toestand te laten, daarin gij zoo lang reeds hebt verkeerd.

— En die de kwelling is van mijn leven, die mij de ziele verteert van onrust.

— Dat voele ik voor u, en de Prins is geen man om in dit geval streng door te zetten tegen den wil eener Koningin, die hij zelf de hoffelijkste onderdanigheid toont uit edelmoedige gastvrijheid; daarom is ’t uwe zake voor u zelve te zorgen, en het nu onverwijld door te zetten zooals gij ’t verstaat. Bij uw gesprek met den Prins zult gij alles van hem verkrijgen, wat gij wilt; maak dus uwe conditiën goed en vast, en zorg dat hetgeen gij verkregen hebt zonder verwijl geëecuteerd worde.

— Ik begrijp al het wijze van uw raad, ach! licht mij nog beter in, en zeg mij wat zal ik bedingen?

— Eerstelijk beantwoord mij ééne vraag. Hoe is ’t dus toegekomen, dat juist de Waalsche predikant Heijdanus, die tot Leiden staat, uw Godsdienstleeraar is?

— Dat deel ik u volgaarne mede. Monsignore Fabroni, ziende dat ik niet van mijne religieuse opiniën was af te brengen, mogelijk vreezende dat ik nu eenmaal in een Protestantsch land mij bevindende, licht op eigene wijze trachten zou tot mijn doel te komen, en zeker ook geleid door de uitzichten, die zich voor hem en mij verbinden aan mijn huwelijk met een Franschen Protestantschen Prins, dat sinds lang onderhandeld wordt, is geëindigd met zich ganschelijk te voegen naar mijn wensch, en heeft zich geïnformeerd naar geheime middelen, om dien te vervullen. Nu geviel ’t, sinds wij hier op Honselaarsdijk zijn, dat zich de Weleerwaarde Heer Heijdanus op ’t huis te Heenvliet onthield bij den Heer van Heenvliet, die een vroom gereformeerd edelman en een groot geleerde is.

— Daarvan is maar een roep, Polyander! op die beide stukken kent hem ieder.

— Monsignore Fabroni is met hem welvertrouwd, dus gaf hij hem opening van mijne zaken, en er werd tusschen die beiden afgesproken, dat ik onderwijs in den godsdienst zoude erlangen van den Eerwaarden gast, die ’t goedwillig toestond; doch daar alles in ’t heimelijk gaan moest uit aanzien van de Koningin, vreesden wij dat die geregelde oefeningen in ’t oog