Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/286

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en deze had dus verstaan wat zij zeide; andere inleiding had hij nu niet noodig, zij zelve had hem de gedwongenheid van eene voorstelling bespaard; zij sprak tot hem met goedheid, met dankbaarheid, met een zichtbaar welgevallen zelfs in zijne antwoorden, doch niet op den toon der gelijkheid en met de goedwilligheid eener meerdere, die tracht af te dalen tot een mindere.

Diedrik was te fijnvoelend om dien toon niet te onderkennen en er niet een weinig door gekwetst te zijn; en hoe hij ook smeekend naar Honthorst opzag, deze sprak geen woord, dankbaar uit hare dwaling konde helpen en tot meer gemeenzaambeid en vertrouwen stemmen.

Ten laatste toen hij zeide, dat dit een afscheid was en dat hij Honselaarsdijk verlaten ging, had hij niet eens den moed er bij te voegen, dat het was om zijn vader te volgen, en zij, na eene wijle te hebben nagedacht, zeide:

— Dan zou ik u toch zoo gaarne een aandenken geven van den dienst en bovenal van de trouw, die gij mij hebt bewezen, en zij haalde een keurig bewerkt gouden doosje uit haar arm taschje en wilde het hem aanbieden.

Maar Diedrik werd vuurrood van verdriet en ergernis; hij had het kostbaar foudraal herkend, waarin zijn vader hem het oorsierraad aan de Koningin had laten terugbrengen.

— Dat ik u bidde, Mejonkvrouw! behoud dit zelve, het was eene kleine hoffelijkheid van mijn vader aan de Koningin.

— Het is waar van deze heb ik het ontvangen; maar… wie zijt gij dan — wie is uw vader?

— Mijn vader is Geurt Adriaansz., Amsterdamsch koopman en bewindhebber van de Oost-Indische compagnie, sprak Diedrik, en daarop boog hij zich diep, drukte Honthorst even hand, en vertrok haastig, nu met de zelfbewustheid, dat zijn aftocht geene nederlaag was.!

— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —

In haar onderhoud met den Prins van Oranje, richtte zich Lucienne werkelijk naar de raadgevingen van den schilder verkreeg alles wat zij wilde, gelijk der Koningin geene keu overbleef dan toestemmen in hetgeen Frederik Hendrik haar door Fabroni liet verzoeken. Ook geleidde de Vicomte haar nog