Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/287

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in den avond van dien dag naar het kasteel van Heenvliet, en hoewel met voorkennis van Mevrouw Fabroni, toch zeker eenigszins in ’t geheim; want hij gebruikte een zeer eenvoudig karosken, en geene hofkoets, zooals de Vicomte doorgaans gewoon was als hij uitreed.

Wat er verder wichtigs was behandeld tusschen den Prins en den trouwen Staatsdienaar der Koningin, weet men niet, maar het had zeker invloed op de handelingen der laatste, die nu in overleg met Fabroni de Engelsche brieven beantwoordde en toestond dat hij zelf de draden harer Fransche intriguen afbrak; of het voor altijd is geweest, durven wij niet uitmaken.

De l’Espine moest eene ernstige ondervraging doorstaan van den Prins; maar hetzij behendigheid, hetzij de belangen, die hij diende dezelfde waren met de staatkunde van den Stadhouder. het gehoor eindigde in de beste verstandhouding, en met eene uitnoodiging van den laatste om te ’s Hage ten hove te komen; en daar de Koningin, op aanraden van Fabroni, den Ridder de l’Espine deed aanzeggen, dat zij hem niet meer konde considereeren als te behooren tot haar hofstoet, vertrok hij spoedig naar den Haag, waar hij zijn verblijf vestigde.

Toen Geurt Adriaansz. zijne zaken met den Ridder had afgedaan, vond hij zijn zoon hem wachtende, in diep gepeins geleund tegen eene der zuilen van de opene gaanderij der binnenplaats. Hij nam zijn arm, en welhaast voegde Honthorst zich bij hen, die de verstandhouding tusschen vader en zoon eene te gewenschte vond, om haar door eene onvoorzichtige vraag te storen. Hij was overgelukkig, toen hij eindelijk Diedrik uitleidde buiten de groote hofpoort en stelde voor hen te vergezellen tot aan ’t dorp Wateringen, waar Geurt Adriaansz. zijn wagen had besteld. De oude man beknorde hem in ’t vriendelijke over zijne inschikkelijkheid tegenover Diedrik, maar roemde zoo ijverig en zoo uitvoerig het dusgenoemde offer van zijn zoon, dat de schilder geene andere ophelderingen noodig achtte. Maar toen ze de ophaalbrug over waren gegaan, en Diedrik de allerlaatste schrede moest doen op het grondgebied van ’t huis Honselaarsdijk, zag hij hem wankelen en verbleeken, terwijl hij nog eenmaal omzag, om dat vorstelijk verblijf te groeten met een laatsten blik. En toch Maria de Medicis