Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bevallig eene der kleinste korrels van het geurige amber, en deed mij daarbij eene vraag… in de françoise tale geloof ik… want het geluid harer stem trof mij zoodanig…

— Wel zeker, gij hadt de Granide gelezen: »uw stem en zweemt geen menschelijk geslacht” lag u op de tong, al kost gij ’t niet uiten.

— Poëten als de Heer Hooft zien wonder diep in ’t menschelijk gemoed! iets dergelijks ging in mij om, geschokt, bedwelmd stond ik, en zweeg en antwoordde niets!

— Och arme! en gij, die daar gesteld waart om te spreken!— ’t Was om het te besterven van spijt en beschaming; ook hoorde ik iets als gelach en gefluister, en dit bracht mij tot mij zelven; maar het was te laat— zijne Hoogheid de Prins, mijne bewogenheid opmerkende, en meenende dat ik zweeg uit schroom, nam schielijk het woord in mijne plaats, en voerde de Koningin haastig verder, zeker uit goedheid om mijne verwarring niet te verergeren, doch tot mijn allergrootst verdriet, daar ik, nu wat bekomen, het wezen der Koningin eens recht goed had konnen gadeslaan. Wel had ik heugenis behouden van het schitteren harer zwarte oogen, doch… dat was alles, slechts in ’t heengaan haar nastarende, kon ik oordeelen van hare volmaakte gestalte, houding en tred, die mij toeschenen het midden te houden tusschen die eener trotsche nimfe en eener fiere godin.

Honthorst haalde even de schouders op met een hoofdschudden, en vroeg hem: — En daarna?

— Daarna traden de dames, jonkvrouwen en cavaliers van ’t gevolg toe, Hollandsche zoowel als Fransche, en begosten zich meester te maken van de voortbrengselen der Molukken, van Arabiëen van Persië die ter discretie waren gesteld van wie hunner er begeerte naar had, zoodra de Koningin ze zou bezichtigd hebben. Ik had geen lust om bij dat spel toe te zien, en begaf mij naar eene der bovenzalen, waar de kostumen en de wapenen der overzeesche volkeren waren tentoongesteld, in hope daar nog den stoet met de Koningin aan te treffen. De zaal was alreede verlaten en ik was op het punt datzelfde te doen, toen iets blinkends op den vloer mij in ’t oog viel; ik nam het op, ’t was eene kleine oorbagge met eene peerparel