Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

daaraan hangende; in verstrooiing stak ik die bij mij en ging verder. Voor zij het Oost-Indische huis verliet, had ik toch nog eenmaal het geluk de aanbiddelijke gestalte dier verhevene vrouw te aanschouwen, namelijk bij ’t uitgaan daarvan, maar haar minnelijk wezen kost ik niet goed onderscheiden, dit ten halve gedekt zijnde door het masker. Wonderlijk te moede keerde ik naar huis terug en bleef zitten peinzen over die liefelijke verschijning en dien vreemden, onverklaarbaren indruk, dien zij gemaakt had op mijn gemoed.

— En gij zeidet in gedachten alles wat de verslagenheid u belet had haar te zeggen?

— Juist en nog veel daartoe. ’s Avonds toen mijn vader van zijn uithof kwam, vertelde deze, dat de Kolonel Bicker hem geadverteerd had, dat de Koningin een kleinood vermiste, waaraan zij groote waarde hechtte, en vermeende dat verloren te hebben in het Oost-Indische huis. Eene oorbagge met een peerparel! Gij begrijpt hoe schielijk en hoe vroolijk verrast ik mij voor den gelukkigen vinder verklaarde. De Heeren van de Compagnie, zonderling mijn vader, vonden die navraag op order der Koningin wat vreemd, oordeelende dat eene zoo groote Prinsesse, te zulker occasie, niet had behooren aandacht te geven op zulk verlies, nocht vreeze toonen dat het gevonden zijnde, niet tot haar zou worden gebracht!

— Ik begrijp dat! Luiden die gewoon zijn over de schatten van Indië te beschikken, moesten wel wat laag neêrzien op eene enkele peerparel glimlachte Honthorst.

Diedrik Adriaansz knikte ook lachend, en ging voort. — Dus, meende mijn vader, moest het verlorene haar teruggebracht worden op eene wijze die deze bekommering beschaamde en tegelijk van des vinders zijde iedere gedachte aan een ander loon, dan dat van heuschen dank, afwees. Dies gaf hij mij eene kleine gouden doos, een waar kunststuk van bewerking, van binnen met rood fluweel gevoerd en doortrokken met ambergeur. Kostbaar en konstig eene kuis voor ’t kleine witte juweel. Oordeel van mijne vreugde, doch zij was van korten duur. Het vertrek der Koningin uit Amsteldam was plotseling bepaald op den volgenden ochtend, wezende een zondag, en al had mijn vader het mij vergund, een gehoor ware niet meer te