Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/293

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De Baron d’Arcy kwam zelden aan het hof, waar hij al te veel politieke tegenstanders vond, en bovenal te veel vijanden van zijne religie en waarvan de toon en de zeden strijdig waren met zijne strenge begrippen; maar zijner jeugdige vrouw gunde hij zonder wantrouwen dat verblijf, zeker van hare deugd, van hare trouwen van de vastheid harer beginselen. Drie jaren na den dood van den Koning, zag men toch zijne strakke en ernstige gestalte in de hofzalen van de Louvre en van de Tuileriën verschijnen, — en het scheen sommigen eene verschijning, zoo weinig scheen de oude Hugenootsche krijger, die op het slagveld van Ivry en bij de blokkade van Parijs beter thuis was dan op de banketten en balletten, eene figuur, die niet tot het weeke, toen levende geslacht behoorde. Een ijzeren Ridder, van eene graftombe opgestaan en wandelend tusschen de rijen der woelende hovelingen, had er zich niet meer misplaatst kunnen vinden, dan de Baron d’Arcy, die zich nog altijd niet had kunnen scheiden van den ringkraag, den maliënkolder en de armstukken, waarmede hij voormaals de pertuisanen der Ligueurs had getrotseerd.

— Ja, en blijkens Uw kostuum, Heer Ridder! waren die toenmaals verworpen voor kanten, satijn en zilverlint, die wel blinken en sierlijk staan, maar die, vergeef mij toch, van wat weekheid en wulpschheid getuigen, daarmee men het in den krijg niet ver brengen mag.

— Ik geef het toe: onze zeden zijn gansch andere en juist geene betere; maar men moet meegaan met zijn tijd; Bassompierre zelf droeg zijden rozen op de schoenen met diamanten er op, die de Koningin in haar bruidschat uit Florence had meegebracht; maar dat er onze kleinere moed of mindere dapperheid uit blijken zou, ontken ik; het bewijst veeleer het tegendeel: ziet men er één tweegevecht minder om, nu onze borst slechts door Kamerijksch dundoek wordt beschermd tegen de punten van den degen der partij? en hoewel onze gevulde satijnen wambuizen niet zoo goede borstwering zijn tegen kogels en rapierhouwen, als de ijzeren borstharnassen of de kolders van vernist leder, hebben nog geen edellieden ooit om die redenen zich van den strijd onthouden, of gepoogd ter zijde uit te wijken, als het voorwaarts geboden was… Ja, ik zie kans onzen moed te bewijzen boven den hunnen.