Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/301

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zoo men het weder waagde; men vond goed op staanden voet de beleediging te herhalen, het was een geliefd edelman van mijn beschermer; maar ik vroeg naar niets, ik daagde hem uit. in mijn eerste duël bleef ik verwinnaar en de geoefende strijder viel, verslagen door de hand van een nieuweling. Bassompierre deed mij het onrecht mij te veroordeelen zonder mij te willen hooren, mij, die de innerlijke overtuiging had ook voor hem gestreden te hebben. Ik vluchtte woedend over de verongelijking, maar niet als radeloos. Ik wist reeds hoe men zijn weg maakte bij den Kardinaal, ik gebruikte de middelen, die ik in handen had.

— Gij leverdet de papieren betreffende Lucienne in de handen van Richelieu? vroeg Diedrik met opkomende verontwaardiging.

— Neen, zeker niet! dat was ook niet in mijne macht. Gij begrijpt, toen de Maarschalk ze eenmaal had… maar ik maakte den Minister opmerkzaam op Lucienne; hij had mijn wenk daarbij niet noodig, om te begrijpen van hoeveel gewicht dit kind was aan de partij die haar hield; ik wist dat in tijden als de onze de bescherming van een machtige als Richelieu eene weeze als Demoiselle d’Arcy kon te stade komen. Ik kende den Kardinaal als een vriend van kinderen; ik wist dat het vrij en naïf gesnap van aankomende jonge meisjes hem meer dan eens het voorhoofd ontrimpelde; ik wilde voor Lucienne iets van dat welgevallen gewonnen zien; ik had nog altijd eenige geheime verstandhouding met haar aangehouden; ik wist van haar eene samenkomst te verkrijgen, waarbij ik haar met Richelieu samenbracht, zonderdat zij hem kende. Hetgeen ik bedoeld had, slaagde volkomen, de Kardinaal was gewonnen. Het onschuldig kind kon voortaan veilig voortleven te midden van zijne dubbelzinnige vrienden of openbare vijanden; hij hield het oog op haar, hij zou haar te zijner tijd beschermen en hare zaak tot de zijne maken.

Het duurde niet lang of zij had dat noodig. De samenzwering van Chalais, waarin ook Bassompierre betrokken was, bracht den laatste op het kasteel van Vincennes, en zou Lucienne zonder beschermer gelaten hebben, zoo ik niet vooruit daarin had voorzien. Met de papieren van zijn gevangene kwamen