Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/302

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den Minister ook in handen de portefeuille van den Baron d’Arcy en diens bekentenissen, daar deze nauwgezette mann, hoewel hij openlijk dit kind als het zijne had aangenomen, toch niet met eene onwaarheid in het graf wilde gaan. Voor Richelieu was dit een schat, dien hij goed hoopte te besteden; te veel belangen groepten zich van nu aan om Lucienne, dan dat hij haar niet met goede omringing zou hebben bewaakt; hij plaatste haar vooreerst bij zijne nicht, Mevrouw de Combalet; want vertrouwde zijne schatten het best onder zijn eigen oog. Voor hare beschaving en vorming werd hier meer gedaan dan in ’t huis van Bassompierre, en in ’t godsdienstige liet men haar aan zich zelve over; want de politiek van Richelieu dacht hare rekening te vinden bij het huwelijk van de Jonkvrouw met den Prins Cesar Phebus, en het was daartoe onvermijdelijk, dat het haar mogelijk bleef, Hugenote te zijn. De Jonkvrouw had te Rochelle en in ’t huis harer pleegouders te veel bewijzen van geestdrift gezien, om de zaak der religionsverwanten niet met oprechtheid voor eene goede te houden, zij had er te veeloffers voor zien brengen, om niet te gelooven, dat het er altijd grootere waardig was, en hoewel het haar niet mogelijk was, de geheime bijeenkomsten der religionsverwanten bij te wonen, hield zij zich toch aan hunne religie, en ging zij niet naar de mis; maar er was iets anders, dat haar zeker met den Kardinaal in onmin zou gebracht hebben, zoo er de tijd toe geweest was. De Prins Cesar Phebus werd haar voorgesteld, Richelieu wilde niet dat eenig jong mensch indruk op haar zou maken, voordat zij haar aanstaande had gezien, opdat althans niets dezen bij haar schaden zou. Maar de Prins was een jonge man van twintig jaar, die reeds vooruit in Lucienne eene opgedwongen bruid zag, die hem in andere liefde zou kruisen, en hetzij hij zijn best deed om te mishagen, zooals anderen om te bevallen, hetzij de Jonkvrouw in zijn uiterlijk iets las, dat haar tegenstond, eene volstrekte antipathie was de eenige uitkomst van die kennismaking, en iedere poging tot hereeniging stuitte af op den onwil der jonge dame; want eenmaal zeker van zijne zaak, wilde de Prins zich liever door opdringen nog meer tegenmaken, dan door gewillig ter zijde treden eene achting of eene dankbaarheid uitlokken, die eindigen