Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/305

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Neen; maar zij zal uit haar zelve die partij moeten kiezen, daar de Landgraaf van Hessen zoo weinig oprecht blijkt met zijne voorstellen, en zij toch niet al haar leven gast kan blijven op Heenvliet…

— Te Amsteldam is meer dan ééne gastvrije woning, zeide Diedrik.

— Voor eene Fransche Prinses?… vroeg de l’Espine met zekere beduiding.

— Wij hebben Koninginnen geherbergd! hernam de jonge man gevoelig.

— Ei kom! sprak Honthorst, het zal voor haar tot dit uiterste niet komen; de Prins zal middelaar zijn en ze zal wel meetrekken naar Engeland.

— En is ’t vertrek der Koningin reeds bepaald? vroeg de jonge Amsterdammer zacht.

— Eindelijk ja! de afreis van ’t huis Honselaarsdijk althans. Die zal zijn op den vijfden October aanstaande.

— Dus overmorgen! riep Diedrik, dien uittocht wil ik zien.

— Dat zou ik u gansch niet raden, sprak Honthorst lachend; dan raakt gij van avontuur tot avontuur ten leste mee naar Engeland.

— Wees gerust, ik zal nu niet in ’t Huis komen.

— En daarbij de Koningin gaat nog niet weg; al is ze ingescheept, sta ik nòg niet in voor haar vertrek.

— Dat zou toch wonder zijn, sprak Honthorst. Mijnheer Fabroni heeft nu in ernst zijn afscheidsgehoor gehad bij de Staten-Generaal; hij is ontvangen geworden met dezelfde eerbewijzen, die deze toestaan aan de gezanten van gekroonde hoofden, en dat zou dan slechts eene kluchtvertooning zijn: de Koningin zou daarna niet gaan…

— Ik kan alleen dit zeggen, dat zij nog altijd geene zekerheid heeft over hare goede ontvangst in Engeland.

— Arme Koningin!

— Ja ’t is erg genoeg; want bij dit plechtig gehoor, daarvan gij spraakt, is aan Monsignore Fabroni bedektelijk te kennen gegeven, dat de twee schepen, tot den overtocht der Koningin uitgerust, wel wat al te lang op hunne bestemming wachten te Goeree…