Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/308

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hij bad de Koningin gunstigen wind te willen afwachten op zijn kasteel te Naaldwijk; de Koningin wilde alles, waardoor zij haar verblijf in Holland aan den vasten wal rekken kon. De ontscheping had plaats met vrij wat meer haast en vaardigheid dan de inscheping; men werd in der haast voor dien nacht geherbergd in het dorp Korendijk, en den volgenden dag trok geheel de stoet naar Naaldwijk. De Koningin en de voornaamsten van haar gevolg vonden verblijf op het kasteel; voor de overigen werd gezorgd zoo goed als mogelijk was daarbuiten. Hier zag Maria de Medicis Lucienne d’Arcy weder, en door tusschenkomst van Polyander werd eene verzoening getroffen, die tot uitkomst had, dat Lucienne de Koningin naar Engeland volgde.

Het vertrek derwaarts werd intusschen nog weer uitgesteld. Mijnheer van Heenvliet betoonde zich een gastheer, waardig zulk eene Koninklijke gast; hij liet den kerker van zijne heerlijkheid openstellen met het woord, »dat de tegenwoordigheid der Koningin als vanzelve gunst en genade met zich bracht.” De Koningin, die hem reeds een prachtigen diamanten ring had. gegeven tot een aandenken voor zijne dochter, wilde hem nu ook op eene andere wijze beloonen. Zij liet kopie maken van haar portret, door Honthorst geschilderd en aan de Prinses van Oranje geschonken, en gaf het haar gastheer tot gedachtenis. De Prinses van Oranje, die der zwervende Vorstin, tot het laatste oogenblik toe, al de oplettendheden bewees, waarmede eene edelmoedige ziel het ongeluk haar eerbied tracht te bewijzen, was den Heer van Heenvliet bijna even dankbaar voor zijne hoffelijkheid jegens Maria, als deze zelve; zij ook voegde haar portret bij dat der Koningin. Honthorst werd, als vanzelf spreekt, geroepen om die kopieën te maken, en had ons, zoo wij hooren wilden, en zoo wij hem niet te langwijlig vonden, nog veel kunnen mededeelen over Maria de Medicis, dat de la Serre niet heeft opgeschreven, en waarop Scriverius geene Latijnsche verzen heeft gemaakt. De portretten der beide Vorstinnen werden door Polyander opgehangen in dezelfde zaal van zijn kasteel, waar zij zoo menigmaal met elkander waren samen geweest; menige inscriptie in hardsteen gebeiteld of op toetssteen met gulden letteren gegriffeld, was bestemd voor de nakomelingschap de gedachtenis te bewaren van de merkwaardige gastvrijheid, door