Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/310

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XIX.
Besluit.




Een geruimen tijd nog scheen Diedrik voort te leven in eene andere wereld dan die, welke hem omgaf, en verrichtte hij als werktuigelijk het kantoorwerk, dat hem was opgelegd. In het gezellige leven was het niet veel beter. De jonge Amsterdamsche dames noemden hem een drogen droomer en de jongelieden van zijn leeftijd voelden het, zonderdat hij het zeide, dat hij geen lust meer had in hetgeen hun lustte; maar opeens werd hij door een smartelijken schok tot de werkelijkheid teruggeroepen… zijn goede vader kreeg een aanval van beroerte, kwijnde daaraan eene wijle en stierf, gelukkig en tevreden dat hij een zoon achterliet in zijne zaken, dat zijne weduwe met zijn persoon geen dubbel verlies zou lijden. En Diedrik deed recht aan die verwachting door een stervende uitgesproken; met kracht greep hij zich aan tot de thätigkeit van het leven, en weldra was hij voor het kantoor wat zijn vader er voor geweest was; meer nog, want bij ruimer inzichten voegde zich de ondernemingszucht eener jeugdige verbeelding, die vrij en ver ziet en die zekere moed, die zonder bekrompen vreeze zich aan groote kansen durft wagen; hij rustte schepen uit naar de kusten en kapen, waarheen nog geene Hollandsche schepen koers hadden gezet, en als ze keerden, als ze den standaard met de Hollandsche vlag zegevierend hadden geplant op heuvels nog door geen anderen Europeeschen voet betreden, en eene nieuwe factorie hadden gesticht, nieuwe verbintenissen hadden aangeknoopt onder volkeren, van nu voortaan den Hollandschen naam gunstig, den Hollandschen