Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/34

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in de uitdrukking van dit gelaat, dat met de grofheid der trekken als met de oudschheid er van verzoende.

— En nu hierheen, sprak hij, Diedrik vooruitschuivende, terwijl hij eene deur opende en eene damasten tochtgordijn wegschoof; zij traden toen een vertrek binnen, bewonderenswaardig van pracht en goeden smaak. Het was achtkantig, de lambrizeering en al het verder houtwerk was gebeeldhouwd en rijk verguld, het behangsel was geschilderd, maar door eene beroemde meesterhand, ieder der acht vakken gaf een afzonderlijk tafereel te zien, afgeperkt en ingevat door smalle gouden lijsten. Het volle licht van de drie smalle en hooge ramen, waarvan de zijden gordijnen geheel waren weggeschoven, viel op een troon geheel van purperzijden fluweel met gouden leliën doorweven, de draperiën waren gesierd door zware gouden franjes, en opgevangen door koorden en kwasten van gedraaid gouddraad. Zelfs de trappen der estrade waren met dezelfde rijke stof overdekt, en ook dáár blonken de leliën van Frankrijks wapen u tegen. Op de estrade stond eene prachtige stoel, en daarneven lagen drie opeengestapelde kussens, altijd van het purperen fluweel met de leliebloemen, gesierd met gouden ornamenten, en op die kussens de koninklijke kroon, niets dan deze, de schepter ook zou een anachronisme zijn geweest. De Koningin was niet daar; anders ook hadden wij niet het eerst de aandacht aan de meubelen gegeven, en Honthorst, die het zeker weten kon, ware niet dus onaangemeld binnengetreden. Op eenigen afstand van den troonhemel stond een schildersezel, en op een gueridon eenige benoodigdheden voor den kunstenaar. Dit prachtig vertrek was den eenvoudigen Meester Gerard tot werkplaats gegeven!

— Moet gij der Koningin geen bericht laten doen van uwe aankomst, vroeg Diedrik, bleek van ontroering.

— Dat is onnoodig. Zij heeft mij afspraak gegeven voor dit uur en weet dat zij mij vinden zal, de Koningin komt als zij gereed is. Ik ga intusschen eens opnemen, of ik wat vrede mag hebben met mijn arbeid van gisteren.

En nadat hij den doek had weggenomen van zijn stuk, bezag Honthorst het met aandacht, en een glimlach van genoegen verhelderde hem het gelaat.