Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Diedrik dit ziende, ging schielijk naast hem staan, maar trad even snel weêr terug, terwijl hij uitriep:

— En kan dit U voldoen, Mr. Honthorst?

— Gij vindt de gelijkenis dus nog niet volkomen? vroeg de schilder plagend, want Diedrik kleurde en verbleekte van toorn.

— Gelijkenis! riep deze nog meer geërgerd. Hoe! een man van Uw talent zal zijne reputatie wagen met dit te geven als het portret der Koningin Maria de Medicis, de fierste en bevalligste vrouw der wereld! Zoo ik mijne grootmoeder niet had gekend, kost gij mij dit als hare beeltenis aanbieden.

De schilder glimlachte, en zeide alleen: — Ik zal mij van dit vonnis beroepen, als gij het conterfeitsel voltooid zult zien! er moet nog veel aan gewerkt worden, hoewel juist niets veranderd op de wijze die gij zoudt verlangen.

Diedrik zweeg en haalde de schouders op, hij had geene woorden om zijne verontwaardiging uit te drukken, zonder den kunstenaar te beleedigen; dit zwijgen zou hem drukkend zijn geworden, zoo niet een gerucht van stemmen, voetstappen en herhaald klinken van eene kamerbel in het naaste vertrek zijne opmerkzaamheid had afgeleid; voor Honthorst scheen dit niets ongewoons te zijn, althans hij ging bedaard voort met eenige benoodigdheden voor zijn werk gereed te zetten, en wees er Diedrik het gebruik van aan, opdat deze later niet een al te linksche en onwetende leerling mocht schijnen; de jonkman luisterde slechts half, en riep op eens: Ik hoor de stem der Koningin; maar vreemd… die klinkt scherp en schel.

— Dat is niet vreemd, mijn jonge vriend! eene vorstin gebruikt een anderen toon, als zij in ’t openbaar zoetheden terug geeft voor klinkende lofspraak, dan waar zij in hare binnenkamers hare hofjuffers toespreekt, en zonderling de uren voor de kaptafel mogen voor deze wel pijnlijk wezen; maar nu toch klinkt die stem anders, mij dunkt zij wordt angstig en dof, daar moet iets ongewoons voorvallen… God behoede die rampspoedige vorstinne! Ha! daar komt toch iemand.

De persoon, die binnenkwam, was een oudachtig man in deftige hofkleeding. Het was Monsieur de Rioland, eerste geneesheer der Koningin.