Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den vollen luister van ’t geluk, en dat de straalgloed van geluk en roem, waarmede hij u heeft weten te omgeven op het doek, slechts de weêrkaatsing was van hetgeen hij zag, terwijl ik…

— Bij den naam mijner Heilige patrones! Gij spreekt het uit, ik mis Rubens! zeker ik mis hem! riep de Koningin.

— Ik weet het, Mevrouw! antwoordde Honthorst, een weinig kleurende, zekerlijk wete ik dat ik Rubens niet ben, noch hem ooit gelijken kan in ’t konstig mengelen van fijn rood met ongelijkbaar wit; maar ik weet ook dat mijne manier zijne waarde heeft, en dat het krachtig weêrgeven als het getrouw navolgen onder de deugden hoort, waarop ik mij toeleg, ik ben geen Rubens; leider! niemand weet het beter dan ik; maar te meer ook mag ik op toegevendheid…

— Mijnheer! mijnheer! viel Maria in, hoe komt gij er op, dat ik u den mindere zou noemen van mijnheer Rubens in ’t aanzicht, wat uwe konst aangaat; Heiligen des Hemels! denk ik in ’t oogenblik aan uwe konst of die van Rubens!… veeleer is het. dat ik aan mijnheer Rubens gedenk als aan een vriend die mij placht goeden dienst te doen, en dies betreure ik hem in deze ure, want ik heb een vriend noodig!

— Een vriend, Mevrouw! sprak Honthorst, die herleefde, nu daaraan kan ’t u toch waarlijk niet gebreken…

— Meer dan gij denkt: vertrouwde personen te vinden is zeldzaam, en daarbij die men eens tot raadslieden genomen heeft, willen soms liefst hunne inzichten opdringen, in plaatse van naar de onze te handelen. Diensten te doen tegen hun gevoelen, daarvan ontschuldigen zij zich meest, of zoo niet, voeren zij die uit met slappen ijver, zoo niet met kwade trouw. En gedenkende hoe luiden van uw stand veelmalen in scherpzinnigheid van oordeel en in voorzichtige wijsheid in ’t onderhandelen met de beste staatsdienaren gelijk staan, en hen in goeden wil en ijver dikwijls overtreffen, zoo heb ik het oog op u geslagen, om u een groot en dienst te vragen…

— Ik ben de gehoorzame dienaar van Uwe Majesteit, en bekenne haar heden liever met mijn raad te dienen dan met mijn penseel…

De Koningin glimlachte.