Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/443

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Dit laatste verwonderde reeds niemand meer van die daar binnen waren. Wat Hermon wist, wist ook de hofmeester van Nicias; wat dezen wisten, bleef geen geheim voor hunne medebedienden, en van daar was het snel gegaan naar de vertrekken der meesters, en zoo daar nog twijfel bleef, de vrijheid, die Nicias heden zoo openlijk werd toegestaan, nam dien geheel weg.

― Het zal Nicias zijn! het zal Nicias zijn! werd er gefluisterd in de galerij van groep tot groep; en toen de optocht zich in beweging zette, en buiten op de straat tusschen de volksdrommen door, zich heendrong, toen weêrklonk ook onder dezen, bij het eerbiedig ter zijde wijken voor de rijen, het woord: Nicias! Nicias wordt de gelukkige bruidegom van Lasthenia! want ook tot het volk was een gerucht doorgedrongen, dat de geliefde dichteres eindelijk een einde zou maken aan een toestand, die velen tot ergernis was geweest. In het toenmalig Griekenland was het eener vrouw nauwelijks vergund uit keuze, ongehuwd te blijven, en als reeds gezegd is, eere bracht het haar niet, en het volk van Athene had het betreurd, dat niet alle eere te zamen het hoofd der dichteres zou kronen; een jonkman dus van den rang en de schoonheid van Nicias, haar ten aanzien van allen heenvoerende naar den tempel, was ook voor het volk een gewenscht teeken, dat geene verdere uitlegging noodig had.

― Heil zij Nicias! Heil zij Lasthenia met Nicias! riepen sommigen in den roes der opgewondenheid, en al schikte Lasthenia op die kreten den langen witten sluier wat dichter voor de oogen, de jonge man wendde zich om en verdeelde onder de jubelroepers al de gouden en zilveren munten, die de beurs aan zijn gordel bevatte.

En terwijl dit jubelgeroep aanhield, scheidde een drietal jongelieden zich uit van den drom.

Een van hen had een bleek en lijdend uitzicht, maar de sterk opeengedrukte lippen en de gitzwarte oogen, die zonderling schitterden, gaven hem eene uitdrukking van vastheid en scherpheid, die in vreemde tegenstelling was met dat bleek en lijdend voorkomen en met dien tragen, pijnlijken gang, waarmede hij zich voortsleepte aan den arm van een zijner vrienden.

Op dit oogenblik werd weêr de naam van Nicias genoemd in