Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/446

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verdwenen, liep hij waggelend voort, met gebukten hoofde, zonder om of op te zien, niet eens naar Lasthenia, en hij sprak in zich zelven: die vrouw is een mengsel van weekheid en van trots als daar nimmermeer werd gezien! Toen ik haar slaaf was, behandelde ze mij als haar meerdere, nu het lot mij tot haars gelijke heeft gemaakt, duldt zij mij niet eenmaal aan hare voeten! O hoe ik haar haat ― maar ook hoe ik u liefheb, Lasthenia! nog! En toen hij, na het half luid uitspreken van dien naam, zijne oogen tot haar wilde opheffen, zag hij, dat hij gedwongen werd tusschen twee volksdrommen door te dringen, die ieder naar verschillende zijden heentrokken.

De eene was de stoet, die Lasthenia volgde, de andere was de stoet, die zich voortspoedde op de schreden van den vreemden wijze, die spreken ging op de marktplaats. De fiere dichteres had eene wijle haar ongeduld getoond over het oponthoud, dat deze ontmoeting bracht aan haar tocht; een glimlach vol trots en vol ironie plooide zich om haar mond, toen de vreemde haar voorbijging zonder eenmaal op haar te letten. Eene sekonde bleef zij staan en zag naar hem om, daarop wisselde zij fluisterend een paar woorden met Nicias, en trad weêr voort met nog fierder tred.

Thesperion intusschen was niet meer in de mogelijkheid om voort te gaan, ten minste niet in eene richting van eigene keuze. Hij moest zich door een der twee volksstroomen laten voortdragen, hij was niet sterk genoeg om zich dwars daardoor heen een weg te banen; eene wijle stond hij besluiteloos, eindelijk riep hij heftig voor 't minst is Nicias niet daar!