Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Dat is geene aangename mededeeling, die u daar gedaan wordt, Mevrouw!

— Ik vrees iets zeer onaangenaams… sprak Maria met eene uitdrukking van angst.

— Eene goede receptie in Engeland is u nog niet gewaarborgd, vervolgde Honthorst aarzelend en Maria aanziende, om de uitwerking van dit bericht gade te slaan.

— Ik begin mij zelfs te ontrusten of men mij zal toestaan derwaart over te komen.

— Leider! Mevrouw! kan ik u die onrust niet benemen. De Koning ontraadt Uwe Majesteit de reize naar Engeland in deze oogenblikken… Daar schijnt groote spanning te heerschen tusschen den Koning en zijn Parlement, en de Vorst bidt Uwe Majesteit in overweging te nemen, dat de redenen, waarom voormaals het geheele huis der Koningin naar Frankrijk is teruggezonden, niet hebben opgehouden te bestaan, maar veeleer in kracht zijn toegenomen, door vernieuwden invloed van hen, die het vorderden!

—Ah ja! men heeft in Engeland groote vreeze voor de belijders van den Katholieken Godsdienst! naar ik hoore… De overkomst van Uwe Majesteit, met een gevolg van Fransche en Italiaansche hovelingen en vrouwen, mocht daarom opschudding verwekken onder ’t volk, en gansch niet goed gezien wezen bij de grooten zelfs…

— Maar wat raadt Karel dan daarin, vroeg Maria driftig, de Koningin Henriet te schrijft mij, dat ik mij houden moet aan den raad des Konings, of liever niet komen.

— De Koning slaat voor wat mij ondoenlijk schijnt, hervatte Honthorst.

— Zeg wat het is!

— Uwe Majesteit zou zich moeten scheiden van geheel haar gevolg, en alleen zoodanige lagere bedienden met zich houden, als volstrekt onmisbaar waren. In Engeland zou men terstond in dit gemis voorzien, en op die wijze zou de uwe persoon tegen wantrouwen en desagrement van de zijde der natie verzekerd wezen…

— Voorwaar, dat is een offer, dat ik niet zal brengen, een eisch, waaraan ik niet zal toegeven! riep Maria met verontwaardiging.