Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Uwe Majesteit heeft dus nog goede hoop naar Frankrijk te keeren? vroeg Honthorst, zich vergissende in hare vastheid.

De tijdingen van gisteren hebben mij de laatste hoop daarop benomen. De tusschenkomst van den Stadhouder bij den Kardinaal is zonder uitwerking gebleven, en daarbij zoo de staatkunde Richelieu nog bewegen kon tot een glimp van verzoening, mijn zoon zal nimmermeer vergeven — noch vergeten. Daar was iets akeligs in de vaste overtuiging, waarmede die moeder zulk eene getuigenis gaf van haar eigen zoon. — En men wist dat zij geene valsche was, en dat zij eene vreeselijk ware voorspelling insloot van haar eigen lot. Toch is wellicht een vluchtige terugblik in haar leven niet overtollig voor de eene of andere onzer lezeressen.

Maria de Medicis, dochter uit het listig en heerschzuchtig geslacht der Florentijnsche Hertogen, was geene goede moeder geweest, en eene zware vergelding strafte haar met een onnatuurlijken zoon. Bij het leven van haar gemaal had zij moederlijke zwakheid voor hem getoond, zonder waarachtige moederlijke liefde; en na diens dood had zij het ongeluk gehad van te vergeten, dat zij, alleen Koningin-Regentes was, om een Koning op te voeden, niet om zelve heerscheres te zijn, of veeleer in plaats van hem, in wiens naam zij de rechten van het Koningschap uitoefende, waardiglijk voor te bereiden voor zijne grootsche taak, en als. moeder zijne liefde te winnen, terwijl zij hem als voogdes achting afdwong, dacht zij aan niets, dan aan de middelen om het tijdperk harer heerschappij te verlengen, zelfs boven dat zijner meerderjarigheid, en handelde daarbij zoo geheel tegen hare naaste plichten, dat er aan het Fransche hof geen knaap leefde, wiens zedelijke vorming zoo verwaarloosd was als de wees van Hendrik IV, en geen kind met meer liefdeloosheid uit ’s moeders tegenwoordigheid werd verdreven, dan het kind, dat eenmaal zijns moeders lot in handen zou hebben; de Koningin werkte dus zelve het eerste mede aan de vervulling van de profetie, die de slimme Bearnees, ruw, maar met voorzienige wijsheid uitsprak, toen zij zich tegen eene kastijding stelde, die de ferme vader noodig achtte en hij haar toevoegde: »Mevrouw bid God om mijn lang leven! want die ondeugende jongen zal u slecht behandelen na mijn dood!” — Intusschen gebruikte