Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/452

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijk, in liefde voor mij als de minnegod zelf voor Psyche! Zoo heb ik dan alles, alles ― zoo ligt alles aan mijne voeten wat begeerlijk kan worden geacht rijkdom, schoonheid, roem, eer, liefde, alles! Wat ontbreekt mij, dat ik mij dus verslagen voel na een triomf als eene andere na een diepen val? Wat maakt mij zoo angstig voor de toekomst? Wat maakt mij het heden zoo drukkend, wat maakt mij zoo koud voor de vreugd, wat maakt mij zoo bitter tegen de menschen, wat doet mij hun streven zoo ijdel vinden en zoo belachenswaard en mij zelve zoo gering? en de roem, dien zij geven kunnen, zoo nietig, en het geluk, dat zij prijzen, zoo zonder bekoring voor mij?"

― Wat u ontbreekt. Lasthenia? niets; gij hebt alles, of liever, gij hebt te veel. Want boven dat alles zijn u twee gaven gegeven, die u dat alles doen zien wat het is ― ijdelheid, ijdelheid. Gij hebt een hoofd om de onbeduidendheid van die schatten te peilen, en eene ziel om de ongenoegzaamheid van dat alles te vatten, en een hart, dat te fijn voelt en dat te groot is om door dat alles voldaan te kunnen zijn. Gij zijt ongelukkig, Lasthenia, en gij zult ongelukkig zijn in het volop van al die vreugden, zelfs bij de zekerheid, dat ze u niet zullen ontvallen; want gij mist de vatbaarheid om ze te genieten, zooals ze genoten moeten worden om slechts een weinig te voldoen; gij mist de oppervlakkigheid, die bijziende is en de loszinnigheid, die op rozen voorthuppelt en die niet narekent of daar ook vaste grond is onder het bloemrijke pad, en in plaats van de vereelde vingertoppen der ongevoeligheid, die alles kunnen aanraken zonder zich te kwetsen, hebt gij die overprikkelde fijnheid der vingertoppen, die op het fluweelen blad nog de onzichtbare dorentjes weet te tellen.

― Gij zijt dichteres, in de eerste halve eeuw na Christus geboorte, Lasthenia. Gij zijt vrouw, in eene stad als het Athene van toenmaals, en gij vraagt hoe het komt, dat gij u rampzalig voelt in het midden van een dubbelen triomf?

Eene zulke vraag doet men zich niet, zelfs al is men geene Lasthenia, of men heeft de brandende begeerte naar een antwoord, maar daar niemand het haar kon geven, ging zij voort dat in zich zelve te zoeken.