Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/454

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kocht door den vader, door den broeder, door den oom zelfs, tot een bepaalden prijs aan den bruidegom, door den man als eene koopwaar beschouwd en behandeld, en zelfs, zoo luim en lot het meebrachten, door hem aan anderen mochten worden overgedaan bij wijze van handel; wier werkzaamheid zich beperkte tot eentonige, onbeduidende bezigheden, zonderdat een enkele hoogere gedachte ze tot meer maakte dan ze schenen; wier leven heenvlood in de enge beperking van een vrouwenvertrek, in het midden van slavinnen en kinderen, en niet afgewisseld door de genoegens der gezelligheid, zooals wij die kennen en waar ze andere vrijheden namen of andere gewoonte pleegden, was het altijd ten koste van hetgeen wij de convenances; zouden noemen. Minderjarigen tot in hare grijsheid, minderjarigen zelfs voor hare zonen, zonder recht tegen de uitsporigheden harer mannen, zonder rechtmatigen invloed op de huwelijken harer dochters, was haar door die wreede afsluiting der maatschappij, door die vernederende berooving der wetten, als stilzwijgend een hoofd, een hart en eene ziel ontkend. Eene enkele klasse van vrouwen had het gebruik grootere voorrechten en grootere vrijheden toegestaan, maar zij moesten die duur koopen, zoo duur, dat eene jonkvrouw als Lasthenia er den prijs niet eenmaal van kennen wilde. Maar intusschen begrijpt en vergeeft men haar nu ten minste een weinig, waar zij aarzelt en huivert om de onafhankelijkheid der erfdochter te verruilen voor een zulk lot der vrouw ― zelfs al is het ter wille van een geliefden gemaal.

En de andere... hernam Lasthenia, hare mijmering vervolgende; ― de andere, die durfde eischen waar Nicias slechts gesmeekt heeft, en dat op grond van eene enkele goedheid.... de ongelukkige, dien ik wel de vrijheid kon wedergeven, maar niet de vrijheid van hart hij wellicht zou den klaagtoon in mijn zang verstaan hebben en hij zou hebben gezegepraald, zoo hij daar ware geweest! Gelukkig was hij daar niet; mijn oog zou hem onder honderden hebben herkend, enkel aan de wanhoop van zijn spottenden glimlach! Maar hij was niet daar ― geloofd zij Ceres! hij heeft mijn strijd niet kunnen gadeslaan! ― Licht is hij meegetrokken, hij ook met dien drom, die den vreemden wijsgeer ging hooren, om in diens stelsel een bal-