Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/456

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zulk een voorteeken! Het werd haar te bang; die eenzaamheid drukte haar, zij riep om eene harer vrouwen.... Myrrha kwam binnen met vele woorden van bezorgde teêrheid op de lippen, die het haar niet toegestaan werd uit te spreken. Ik had naar Antiopé gevraagd, was het korte antwoord der meesteres.

― De Aziatische verdiende straf, zij is opgesloten, hernam Myrrha snel en hoog kleurende.

― Op wiens last? vroeg de jonge vrouw, terwijl zij Myrrha doordringend aanzag.

― De hofmeester Hermon! hernam deze, den blik afwendende. Gij weet wel, dat ik zulke strengheden nooit goedkeur, en dat nog wel zonder mijne voorkennis.

- U in zulke oogenblikken te storen, mijne goede meesteres! ik zou het Hermon nooit toegestaan hebben. ― En welke reden geeft Hermon voor deze vervolging?

― De Aziatische is listig en wederspannig. Ik weet voorzeker, dat zij nog in verstandhouding is met Thesperion, van wien gij verboden hebt berichten of boodschappen over te brengen. Lasthenia verbleekte een weinig. En ik heb u niet geboden hare gangen te bespieden.

― Zoo acht mijne vrouwe het dus eene onverschillige zaak, dat zij ook heden, onder schijn van naar de markt te gaan, in de vroegte het huis heeft verlaten, en eerst na zonnenondergang is teruggekeerd.

― Dat is geene onverschillige zaak, hernam Lasthenia, en ik zelve wil haar daarover onderhouden.

― Hermon oordeelde het een strafbare daad, en te eerder; daar hij haar verdenkt van in een huis te gaan waarover dezer dagen eene zonderlinge sprake gaat...

Ik onderstel eene bijeenkomst van vriendinnen, die elkander lessen geven in de kunst om te behagen..., en — Zwijg nu Myrrha, en ga! viel de jonkvrouw haar wat driftig in de rede; ik wil van uwe booze verdenkingen niets meer..., bericht aan Hermon al mijne ontevredenheid over zijne willekeurige handelwijs, en laat Antiopé schielijk ontslagen worden en hierheen komen.