Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/457

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

IV.
Meesteres en slavin.




Antiopé, de jeugdige slavin, door Myrrha met eene zekere minachting de Aziatische genaamd, was eigenlijk uit Klein-Azië, en hare geboortestad Amysus, de hoofdstad van het vermaarde Koninkrijk van Poneus, was sinds lang eene Romeinsche provincie. Zij was dus uit eene landstreek, waar het menschenras de fijnheid en de schranderheid van het Westersche vermengt met het vuur en de tinten van de Oosterlinge, zonder dien al te somberen tint, waartegen het Europeesche oog zijne vooroordeelen heeft. Maar het vuur der Oostersche was bij deze dochter van het Zuiden getemperd door iets zachts, iets teeders, iets rustigs, dat toch niets lijdends, niets zwaarmoedigs insloot. Tegenover Lasthenia verloor ze zeker den prijs der schoonheid, maar onmogelijk was het, haar niet den palm der zacht-vrouwelijke bevalligheid toe te kennen. Hadden de haat en de wangunst haar heden onverdiend mishandeld, ze verraadde het niet met de houding, waarin zij voor hare meesteres verscheen, en eene bescheidene vrijmoedigheid alleen sprak uit den blik vol belangstelling, dien zij wierp op Lasthenia, toen deze haar zwijgend wenkte, zich neder te zetten op den voetschabel bij haar rustbed. Die, twee vrouwen zóó samen ziende, moest men het natuurlijk vinden, dat eene fijnvoelende, helderziende vrouw, als Lasthenia, met kunstenaarszin voor het schoone bezield, deze slavin tot gunstelinge had uitverkoren, in de plaats van de lage gemeene gestalten, die haar verder omringden, en wier ziel in eene treurige verhouding stond tot haar voorkomen.