Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een einde komen, en toch… nog altijd wachtte de Koningin te vergeefs uit Engeland eenige verzekering van goede ontvangst; alle brieven, die tot hiertoe gewisseld waren, vermeden dat punt, stelden het in verre verwijdering; of onder woorden van verlangen en hartelijkheid, werd daarin meer dan eens de vrees uitgedrukt, dat men niet voor haar zou kunnen doen wat men wilde; welke pijnlijke gewaarwordingen, welken zielsangst deze toestand moest geven in het gemoed eener vrouw, zoo fier als Maria de Medicis, die gewoon was als Koningin te heerschen, en nog de behoefte aan heerschappij niet kon opgeven, wat daar voor die vrouw voor smarte en vernedering lag in wachten, in zulk wachten, kan men zich licht voorstellen, terwijl alles walt er in Holland voor haar werd gedaan, over haar werd gezegd en dat zij als hulde- en eerbiedbetuiging moest aannemen, er te pijnlijker de zwaarte van doen voelen en als bespotting werd van haar innerlijk lijden.

Eindelijk kwamen die brieven, die men als de beslissende had gewacht. Het officiëel schrijven uit naam van den Koning, dat voor geheel het gevolg der Koningin Maria geen geheim kon blijven, hield reeds zwarigheden in omtrent de reis en de overkomst der Koningin, die deze als voorbereiding een gering van haar te ontvangen aanmerkte, hoe hoffelijk en met hoe eerbiedige courtoisie ze ook waren vermomd; maar een briefje der Koningin Henriette bad haar, zich vooreerst te houden aan het eigenhandig schrijven des Konings, dat zij in ’t Engelsch hier bijgevoegd zou vinden, en dat door niemand dan een vertrouwd persoon, niet tot de hofhouding der Vorstin zelve behoorende, moest gelezen worden, en dat men iemand uit Holland, b. v. den schilder Honthorst, liever in ’t geheim moest nemen, om den schadelijken indruk te voorkomen, dien het op den goeden wil van het Fransch gevolg zou kunnen uitoefenen; het gold dan ook niets minder dan de vraag om hen te verstooten en te verlaten na zooveel bewezen trouw, eene hardheid, die de Koningin in eene eerste opwelling van edelmoedigheid met afschuw had vervuld, maar die zij toch later uit vorstelijk egoïsme, als eene treurige noodwendigheid begon aan te zien; want zij sprak als overwegende:

— Sommigen van hen zouden wellicht hun vrede kunnen