Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ja, mijn zoon Gaston, hernam Maria met zeker welgevallen, een Prins die vele goede hoedanigheden heeft, hoewel de afhankelijkheid, waarin Richelieu hem houdt, hem belet uit te komen… Een Prins die zeker niet ongeschikt zou zijn voor de regeering…

— Maar Mevrouw… zelfs bij ontstentenis van den Koning is er een dauphin in Frankrijk… Heeft men Uwe Majesteit te dezer dagen niet gecomplimenteerd over de geboorte van haar kleinzoon…

— Voorzeker… Ook bedoel ik het regentschap… het mijne in zijn naam… Anna van Oostenrijk is zeer…jong… zij zal zich haasten het leven te genieten, na den val van den Kardinaal… zij heeft nog zoo weinig denkbeeld van regeerkonst… wij beloven haar de terugroeping van hare vriendin de Hertogin de Chéreuse, en zij zal tevreden zijn… Maar ik sprak van Gaston, hij is in ernst gezind zich aan de partij der Hugenoten aan te sluiten, waar wij mannen hebben als Condé Bassompierre en anderen; Vitry, de Graaf van Soissons en meerderen zouden zich terstond voor ons verklaren, zoo haast men zekerheid had van hulp buitenslands; Spanje zelf zou dit ondernemen met tolerantie zien, zoo al niet met hulp stijven, want de Kardinaal heeft zich een onvermoeid tegenstander getoond van het huis van Oostenrijk, dat tot iederen prijs gereed is weêrwraak te nemen… In Parijs zelf is mijn naam nog zoo geliefd, en kan daar nog zoo machtig werken, dat alleen de voorwaarde van mijn terugkeer en aandeel in de regeering, hun genoeg zou zijn om het uiterste te wagen tegen Richelieu. Dit zoo zijnde, Mevrouw! is het altijd vreemd, dat zij niet reeds eerder zijn begonnen, sprak Honthorst..

— Niet ieder oogenblik is rijp voor zulke ondernemingen, waartoe veel moet samenloopen. Nu zijn wij zoover gekomen, dat men mijn laatste woord wacht, en waar ik gisteren nog aarzelde, ben ik heden besloten, door hetgeen men mij uit Engeland schrijft…

— Het is mogelijk, Mevrouw! dat dit ontwerp uitvoerlijk is, ik ben zoo gansch vreemd aan de combinatiën der hoogere staatkunde, dat ik hieraf niet weet te oordeelen; dus ondersta ik mij Uwe Majesteit te vragen, waarom dit aan mij? sprak