Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/54

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Honthorst, wiens trekken al strakker en strakker werden, en die kennelijk meer begreep dan hem lief was te hooren. Waarom dit aan u? Luister aandachtig, mijn goede Mr. Honthorst! zaken als deze zijn niet aan ’t papier te vertrouwen, en toch diende de Stadhouder ze te weten; gaarne had ik heden reeds ze met hem besproken, maar Zijne Hoogheid liet gisteren berichten, dat zijne gewone ongesteldheid, het voeteuvel, hem in den Haag terughield; of de Prinses nog heden komt is onzeker, en daarbij zij is zeer voortvarend… en ik weet niet of hare influentie hier ten goede zoude werken. Gisteren heb ik Mijnheer den Kolonel Douchant naar den Hage gezonden, met eene commissie aan de Staten, en om tegelijk hun gevoelen te ondertasten, en hij is nog niet terug. Mijnheer Fabroni is tegen alle andere ontwerpen dan zijne eigene, en dus zou ik niemand hebben om aan den Prins te zenden, zoo gij niet hier waart… Maar, Mevrouw! wat zal ik daaraf aan den Prins zeggen, wat zal tot uw welgevallen den Prins daarin kunnen doen? vroeg Honthorst, verdrietig.

— Maria zag hem aan met haar listigsten blik.

— Moet ik u dan alles zeggen, vroeg zij, begrijpt gij dan niet wat daarin ligt?

—Neen, Mevrouw! volstrekt niet! Zeg mij alles, of liever zeg mij niets; want voor mij heeft dit tafereel nog minder klaarheid dan een mijner Italiaansche nachttafereelen, sprak Honthorst met beduiding.

Maar de Koningin wilde hem niet verstaan, wilde zijn geheim wederstreven niet begrijpen, of zij hield zich overtuigd, dat haar einde hem met den aanvang verzoenen zou, althans zij vervolgde:

— Nu dan. Ik heb een middel uitgedacht om den Prins Frederik Hendrik een overwicht te geven in deze landen, groot genoeg om zijne weêrbarstige Staten welhaast naar zijne hand te stellen. Ik ga het u zeggen, opdat gij het den Prins zoudt voorstellen en deze zelf er van mag oordeelen.

— Zeg niets, Mevrouw! niets, wat verdeeldheid zou kunnen stichten tusschen den Prins en de Staten, want ik versta alles en ik kan dit niet langer aanhooren, riep nu op eenmaal Diedrik in zulk goed Italiaansch, dat der verschrikte Vorstin geen twijfel bleef of hij waarheid sprak.