Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eene der aanleidingen was van Maria’s ballingschap; zij had een dochter, die Koningin van Engeland was, om niet te spreke van de andere aan den Spaanschen Koning gehuwd! Ieder van die achtenswaardige betrekkingen, door Maria zelve, zonde eenige aarzeling, opgesomd bij hare mededeelingen aan Honthorst wierpen op den hartstocht van den jeugdigen Diedrik een glimp van belachelijkheid, die de uitwerking moest doen van doodend rijm op teere bloesems. Het oog opheffen tot eene Vorstin, was zeker eene ongerijmdheid, die hij zich zelven niet ontveinsde maar zij had al de poëzie van een tragischen toestand voor zich al kon zij nooit andere uitkomst hebben dan eene aanbidding in de verte, een staren in een glans, die verblindde, maar toch niet een zulke, die hem van schaamte deed blozen over zich zelven, en juist het zwevende, het onbestemde er van, kon het eerder voeden dan dooven; maar wat hij nu zag, wat hij nu hoorde; wat men hem nu deed ondervinden, was zoo ontnuchterend, dat hem niets van al zijn hersenschimmige smarten en gewaarwordingen overbleef, dan een gevoel van ergernis over zich zelven, dat de ergernis tegen haar niet weinig versterkte; want als wij gezien hebben, zijn toorn tegen de Koningin, in wie hij de vijandin van de rust zijns lands zag, had ook eene edeler beweegreden dan teleurstelling alleen. Daarbij kwam nog het gebrek aan minzaamheid, dat hij opmerkte bij de vrouw, waar zij niet openlijk vertooning moest maken met die lievenswaarde hoedanigheid, en de diepe minachting, waarmede vorstelijke trots zijn fijn gevoel had gewond; zekerlijk had Maria dit niet kunnen weten; maar hare laatdunkende blikken, op den leerling van Mr. Honthorst geworpen, vielen als vlijmend staal op den man, die daar was gekomen, om zijn hart aan hare voeten te leggen, maar niet om zijn voorhoofd door die voeten te laten vertreden. De Hollandsche burgerzoon kon de minnaar zijn van eene Koningin, maar niet haar hoveling, en toch nu de eerste gedood was, kon de laatste alleen den jongen Diedrik helpen eene goede figuur te maken tegenover eene vrouw; die hij minder dan ooit konde mededeelen wat in hem was omgegaan.

De houding van Diedrik, na het heengaan van Honthorst was dan ook onbeschrijfelijk linksch, en om te verbergen hoe