Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/73

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ik neme mij het recht niet over het geweten mijner weldoenster te oordeelen, hernam Lucienne, voor zich neer ziende.

— Terwijl ik u verzeker, dat zij niet schroomt het uwe dwang aan te doen.

— Nu ja, maar ziet gij, René! in Engeland zal dat beter zijn, — o! dat wij toch in Engeland waren!

— Liefste! zal ik u waarheid zeggen, dan geloof ik niet dat wij er ooit voet aan land zullen zetten.

— Hoe, de l’Espine! wat, gij spraakt immers dwaasheid…, en gij wilt schertsen… de Koningin zou niet bij hare dochter worden ontvangen, die haar liefheeft, die naar haar verlangt…

— Ik acht het zeer onzeker, ondanks al die liefde, en al dat verlangen! maar ik spreek niet van de Koningin, ik spreek van ons beiden, wij ten minste zullen onze voeten niet schielijk zetten in de hofzalen van Whitehall.

—, en waarom juist wij niet?

— Van geheel het gevolg is het nog onzeker; maar dat nog daargelaten, wij beiden blijven in Holland.

— Maar hoe dan?

— Dat is licht gezegd, gij in ’t paleis van uw gemaal, ik, aan het hof van mijn schoonbroeder.

— René! René! gij zijt een verschrikkelijke spotter, en vrij al te roekeloos, — gij weet zoo goed als ik zelve, die jeugdige Vorst maakt mij het hof niet met oogmerk van hijlik, en…

— Dat kan zijn, maar hij is uitermate verliefd, en bijkans van zinnen door die liefde, en mij dunkt, met zulke sterke koorden van Amors boog knoopt men toch wel een paar strikken van Hymen!

—, en al ware het dat liefdesblindheid zoo groot een Prins er toe bracht, mijne geringheid te overzien, meent gij dat uwe vermaagschapping met dien Heer er te meer zeker door zou zijn? vroeg zij bijna streng.

— Ik weet dat Mejonkvrouw Lucienne d’Arcy altijd anderen gereed zal vinden voor haar te vergeten, wat zij zelve niet vergeten kan; maar dat zij door het te verbergen toch niet kan uitwisschen, sprak hij bijna sarcastisch.

Zij wilde iets antwoorden; maar opeens vertoonde zich aan den uitgang van het vertrek, dat zij verlaten had, een man van