Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Honthorst lachte luid op.

— Lustig toe, we gaan alle kleuren van den regenboog doorloopen; maak het slechts niet zoo wonderlijk, dat ik ze niet mengen kan op ’t palet!

— Gij hebt recht u over mij vroolijk te maken, ik ben belachenswaard, ik voele het zelf, ook vorsche ik op dit punt niet langer; alleen moet ik verklaren, dat nooit menschelijke blik eene zulke betooverende uitwerking op mijn gemoed heeft gedaan, dan die, waarmee Maria mij aanzag, toen gij weg waart, en die, waarmee zij mij van zich liet, toen de Kolonel binnen, kwam.

— Goed dat gij de juiste momenten van de begoocheling opgeeft, want anders zou ik moeite hebben te gelooven: de blikken, die ik door de Koningin op u heb zien vestigen, waren alles behalve zacht, of getuigend van liefelijkheid.

Diedrik werd vuurrood bij de herinnering, en schrikte op, of men hem eene pijnlijke wonde had toegebracht; toch hernam hij met zekere bedaardheid:

— Gij hebt gelijk, toen was er eene trotsche Koningin, die op een onbeduidend, en jonkman neêrzag; later was het eene minnelijke vrouw, die een vriend, en helper zocht te winnen…

— De gedaanteverwisseling was zeker sterk, en mag plaatse nemen onder de merkwaardigste die Ovidius bezingt; maar wat mij aangaat, ik verhope dat zij nog lange aanhoudt, want in trouwe, ik zou niet weten hoe ik het gespan van minnegoodjes zou aanbrengen, die haar rozen en leliën komen aanbieden, als aan de Koningin van ’t rijk der bloemen, en der liefde, zoo zij zich voortdurend bleef vertoonen gelijk men haar dezen ochtend zag; en toch hoort dat nu eenmaal tot de ordonnantie van de schilderij.

Waarheid is, dat ik mij nooit meer zonderling getroffen, en verpletterd heb gevoeld, dan toen ik de Koningin zag binnentreden in zulke gestalte.

— Niet waar, gij waart ietwat verrast? vroeg Honthorst met een schalken glimlach.

— Zeg verpletterd. Ik kon mij nauw voorstellen, dat dit diezelfde vrouw was, die mij dus de verbeelding had getroffen; het harte werd mij op eens beklemd, en toch verlicht; ik had