Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schenken, ’t geen hun juist niet wondergroote hoop geeft op de jonste van ’t origineel; doch ik die op mijn roep van een wijs en stemmig man besta, liet mij niet bepraten, schoon ze mij vleiden oft’ ik zelf een mooi jonk meisje ware.

— Dit bewijst dus de zedigheid van de jonge dame, en nog minder dan ooit geloof ik wat zij van haar lasterden.

— Wie?

— Die Markiezin de Sourdiac, als gij haar noemt, en nog eene andere die Vicomtesse Fabroni heette.

— Oho! gij waart getuige van een gesprek dier beide dames.

— Ja, maar ik zal het u geregeld vertellen: — Zoo haast ik mij buiten de tegenwoordigheid der Koningin bevond, informeerde ik mij naar u, en men verwees mij naar eene der groote gaanderijen, links af, die het paveljoen, dat de Koningin bewoont, vereenigt met dat andere hoekgebouw, waarvan, naar ik gis, de achtervertrekken op dezen binnenhof uitkomen,

— Ja, een paveljoen, dat nu ingericht is voor het gevolg der Koningin, en dat anders dient voor de jonge prinsessen en hare vrouwen, als de Stadhouder en zijne gemalin hier samen hof houden.

— Nu dan in die gaanderij liep ik heen en weêr, zonder u te vinden, als gij weet, een geruim en tijd zonder op iets anders aandacht te geven, dan op de prachtige schilderstukken en portretten, die de marmeren wanden ter een er zijde versieren… en waaronder ik er zag van u, die…

— Geene uitweidingen als ’t wezen mag, viel de kunstenaar in, vreezende dat Diedrik zich aangordde tot eene dier plichtplegingen, waarvan hij oververzadigd was.

Diedrik glimlachte, en zeide: — Ja maar ’t was juist bij een konststuk van uwe hand, dat mijn avontuur aanvangt… ik moet daaraf dus wel spreken, ge herinnert u een nachtgezicht te Rome, met fakkellicht?

— O ja! hernam Honthorst toch even kleurend, ’t is eene kopij naar de schilderij, die ik te Rome vervaardigde voor den Prins Giustiniani.

— Gij vergeeft mij dus, hope ik, dat ik mij zoo verdiepte in de beschouwing van dat konstwerk, dat ik er het gehoor bij