Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/88

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

deren; maar er zijn toch dingen, die raadselachtig schijnen in haar gedrag, ik ten minste begrijp er niet veel af. Oordeel zelf, zonder er binnen te gaan, had ik het vertrek in volle ruimte kunnen overzien, en daar huisraad op zich zelf, al draagt dat getuigenis het eigendom eener dame te zijn, niet overlang de aandacht kan boeien, zou ik welhaast mijn genoegen gehad hebben van dit ledig vertrek, zoo ik niet eene zware zijde damasten gordijn op den achtergrond een weinig had zien heen en weêr schuiven, of zich daarachter iemand verborg. Ik zag scherper toe, en bemerkte onder de gordijn, die wel tot den grond nederhing, maar toch door eenig beletsel juist daar was opgeheven, de punten van een lichtgeel voetschoeisel, te groot en te lomp voor een damesvoet, en daarbij al te gelijkend van fatsoen en kleur naar de gebruikelijke cavalierslaarzen, dat men er zich geen oogenblik in vergissen kon. Daarbij kennelijk staken er voeten in, en het was niet eene al te stoute vermetelheid, zich eene gansche daarbij behoorende mannengestalte te denken; deze, dus verscholen in een damesvertrek, dat was verraad tegen of overeenkomst met de bewoonster, en in beide gevallen moest ik er meer van weten. Ik stelde mij spie, ik was er dezen ochtend toch reeds voor gehouden en uitgemaakt.

— Zoo de Heeren Cats of Huijgens u mede aanhoorden, zouden zij u eene fraaie zedenspreuk of zinnepop daaraf voorstellen, beteekenende, hoe men altijd verder afwijkt, als men eens van den rechten weg op een schuin pad is gekomen, en hoe men ten leste wordt, waar men zich voormaals geschaamd zou hebben toe gerekend te worden; maar ik laat de toepassing te uwer conveniëntie, sinds ik in dezen niet de minst schuldige ben.

— Wat ik deed was mede om bestwille, en ik voele mij dus verantwoord. Ik geloof wel, dat ik een kwartieruurs onafgebroken mijne aandacht gevestigd hield op het leêge vertrek, zonder dat er iets voorviel, wat zulke opmerkzaamheid verdiende — en zonderdat zelfs die voeten zich bewogen; ik bewonderde het geduld van den cavalier, en maakte mijne gissingen omtrent de schoonheid der dame, voor wie hij het oefende, toen opeens in het vertrek eene deur langzaam geopend werd, tegenover die, welke mij het toezien gunde. Ik trok mij snel terug, plaatste