Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waaier en kerkboek, die zij eene wijle op een stoel had nedergelegd.

Hij merkte het niet op, zoo groote haast had hij haar te volgen; ze gingen eenige schreden voort, kruisten de gaanderij over, tot bij een der vensterramen, waarvoor eene tabouret stond, zooals er meer geplaatst waren hier en daar. Maar iets, dat ik nog niet had opgemerkt, trof mij nu; het venster was niet gesloten, en het was zeker niet het tochtje versche lucht dat er doorheen kwam, dat den cavalier daarvan verwittigde, want alle vensters waren van buiten gegrendeld, en hij trad naar dit toe, en stiet het aan met zulke gerustheid, als ware hij zeker het zòò te vinden; daarop stapte hij op den schammel, en met één stap het raam uit; ik onderstel, dat er van buiten eenige leer, trap of stellaadje was opgericht; dus gemakkelijk hij den overstap deed.

— Het beeldhouwwerk van het buitenkozijn mag hem daartoe gediend hebben, want het is gesierd met rijke versieringen in hardsteen.

— Die zijn hem dan wel goed te stade gekomen, want het uitklimmen ging hem af als een oud matroos; daarop volgde de dame, die hij licht als eene veder ophief en uithielp; ik, nieuwsgierig waar ze belanden mochten, liep naar ’t venster zoo haast zij er uitgetogen waren, maar zag niets, niets daarbuiten dan de witte marmersteenen van de binnenplaats en strakke beelden, die mij aanstaarden, of ik ook hun een vreemde was.

—En het paartje is ook niet door de kleine poort weggevloden, anders hadden ze langs mij voorbij moeten komen, sprak Honthorst nadenkend.

— Bezemstelen en eene luchtreis is voor de verlichte hoflieden van dezen tijd wat te veel een heksenmiddel! glimlachte Diedrik.

— Neen, zeker hebben onze luidjes niet zoo’n bovenaardschen weg genomen; maar wat zeg ik, bovenaardsch; nu ben ik er , ze hebben een onderaardschen gekozen! onder de gaanderij liggen de gewelven en kelders, waarop het lusthuis is gebouwd, en zekerlijk zullen er toegangen derwaarts zijn op de binnenplaats; alleen om die te kennen, om er den sleutel van te hebben, om door die duistere welven den doortocht te vinden,