Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Hoe weet gij dat het aan Mejonkvrouw d’ Aryy behoorde, of dat zij de persone was, die…

— Uit het vervolg; het avontuur is nog niet ten einde. Ik bleef daarop niet lang meer alleen. Vele heeren, dames en pages kwamen door de gaanderij snel achter elkaar, zoodat de twee zware deuren, die in- en uitgang leenden, zelfs niet den tijd hadden van weer toe te vallen, daar de heeren met de meeste hoffelijkheid die voor hunne dames openhielden; ik onderstelde dat die personen allen aan ééne plaats samen waren bijeen geweest, of zich derwaarts begaven.

— Zij kunnen gekomen zijn uit de late mis, of zich begeven hebben naar de tafel van het huis der Koningin.

— Dat laatste zou ik haast niet denken, omdat eerst, toen zij allen gepasseerd waren, nog twee vrouwen kwamen, en niet om te gaan, maar om te blijven, want zij zetten zich ieder op eene der tabouretten, waarvan ik vroeger sprak; in de eene herkende ik de dame, die het laatst zich had vertoond, die ik nu ken als de Markiezin de Sourdiac; de andere was hare oudere, en ook in kleeding deftiger en meer stemmig: deze noemde zich Vicomtesse de Fabroni, als ik weldra hoorde; zeker zouden zij zich niet zoo rustig tot praten hebben neêrgezet, zoo het middagmaal haar wachtte.

— Monseigneur de Vicomte heeft met de zijnen eene eigene tafel, licht was de Markiezin daaraan voor dien dag genood.

— De gewone hofbeambten met hunne dames eten vroeger dan de Koningin, de voornaamste gelijktijdig.

— Zoo is het verklaarbaar, het uur van den maaltijd hebben ze afgewacht in de gaanderij.

— Juist, want zij brengt naar eene voorzaal, waarop zich de eetzaal opent, en de andere vertrekken die de Koningin bewoont.

—Maar gij, bij wie wordt gij gerekend?

— Gelukkig bij niemand bepaald; ik heb hier mijne kamer, ga af en aan, uit en in, maar neem mijn maaltijd in de herberg te Naaldwijk, dat is eenvoudig, maar vrij. Eens werd ik plechtstatig genood aan ’t ontbijt der Koningin deel te nemen; maar toen waren daar meer Hollandsche gasten, en ik had plaatse nevens den Heer Huijgens, den Secretaris van Zijne Hoogheid.