Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/160

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Het zal dus onze schuld niet zijn, zoo de Eerwaarde Vicaris iets hooren moet, dat niet zoetelijk klinkt; want het is eene beschuldiging tegen gezegden mijn Heere zelven, die wij aan Uwer Hoogwaardigheids voeten brengen, alleen uit liefde tot de gerechtigheid, en ter eere der Kerke Gods, die wij gehouden zijn voor te staan.”

Hij zweeg een oogenblik.

»Ga voort, monnik!” riep Philips, met den voet stampende.

»It den naam dan van onzen zeer Heiligen Vader Paus Leo X, van onzen machtigen Heer, den Roomsch Keizer Karel V, en van Uwe Hoogwaardigheid zelve, onzen hoogen heer den Bisschop van Utrecht, en naar de volle en wisse overtuiging van onze eigene conscientie, beschuldigen wij den Vicaris, Boudewijn Van Heerte, hier tegenwoordig, van ketterij en van verstandhouding met ketters; al hetwelk te bewijzen wij met ons drieën besloten zijn, en bij machte.”

»Inderdaad, gij verbaast mij,” hernam Philips, met een gelaat, dat in het geheel niet verbaasd stond.

»En hoe weet gij dat? En sedert wanneer zijt gij in het bezit van die groote waarheid?”

Er lag in des Bisschops toon iets spotachtigs, dat de monnik voor ongeloof hield aan zijne betichting; daarom trachtte hij die te bevestigen door te zeggen: »voor omtrent veertien dagen waren wij gezamenlijk, zooals wij hier zijn, met nog twee andere broeders van ons convent, in de Landsvrouw Maria, eene stove of taphuis in het Bildsche. Een jonkman bevond zich ook aldaar, dien wij, uit zijn spreken en andere kennelijke teekens, licht erkenden te zijn een Belialskind, een ketter uit het gevloekte land van Saksen. Als nu welgezegde jonkman, die naam had Paul, bezig was God te lasteren, smadende de H. Kerk en hare dienaren, en sprekende woorden uit de H. Schrift als geen en leek betaamt, zoo is mijn Heer de Vicaris daar binnengekomen in groote haast, en heeft denzelfden ketter verdedigd en gehandhaafd tegen ons, en daarna vernemende, dat hem gegeven waren brieven van aanbeveling van zekeren ongenoemde, maar dat zeker moet geweest zijn een ketter uit Duitsch-