Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


DE TWEELINGEN VAN MALTA.



De avondzon wierp haar roodgouden schijn op het blauwe vlak der Middellandsche Zee; de geelgrauwe rotsoever van Malta spiegelde zich in dien brandgloed, gemengeld met het water-azuur. De gebouwen van het fort Manuel en de muren van de stad La Valette schetsten zich het scherpst af, voor wie het standpunt gekozen had, dat wij genomen hebben, met de zee, wier golven naar Sicilië voeren, in het noorden en zuidwaarts links af de breede reuzentrap, die heenleidt van den oever naar de strada St. Gioivanni Malta, met zijne rotsen en zijne vestingen, met zijne trotsche graniettrappen, wier schittering de oogen teistert en verblindt met zijn pestpaleis, dat voor besmetting veiligt; Malta, met zijne honderd dreigende vuurmonden en met zijne vreedzame nijverheid, met zijne eenvoudige platte daken en met zijne fantastische balkons, met zijne onmeetbare rotsgewelven, met zijne dunne lagen bouwaarde. Malta, waar de zwakke vezelen van den koornhalm stuiten tegen de korst van den steengrond, en waar de katoenboom toch zijn weligsten en fijnsten oogst geeft. Malta, waar het sap der oranjeappels bloedrood is en wedijvert met den keurigsten wijn, en waar de druiven stoven, zonder te schrompelen. Malta met zijne Arabische muildrijvers en zijne Schotsche krijgslieden. Malta, dat zich wapent tegen de pest,