Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meente te zien, scheen mij het toppunt van aardsch geluk toe. Ik sprak van mijne stille wenschen tot den edelen Hertog van Saksen, die de prinses zoude geleiden, en ik verkreeg de vrijheid om met mijn huisgezin in haar gevolg de reis te doen. Ten deele werden mijne verwachtingen teleurgesteld. Na korten tijd verstiet de Koning zijne gemalin Anna, die een voorbeeld van godsvrucht en zachtaardigheid was, voordat zij, door eigene wederwaardigheden vervolgd, iets ten behoeve harer geloofsgenooten had kunnen doen. Hare gelatene bewilliging ia het verbreken van het huwelijk verschafte haar echter een wel niet schitterend, maar toch gelukkig lot: rust, een fraai landgoed, een ruim, vorstelijk inkomen en de achting van alle weldenkende Engelschen. Toen herdacht zij mijner. Ik had enkele malen het woord mijns Heeren mogen verkondigen in hare tegenwoordigheid; ik had hier te Londen eene kleine gemeente om mij heen verzameld, die zich, ik durf het zeggen, — want ik roem niet in eigen kracht, maar in de genade van Hem, die ons verlichtte, — die zich onderscheidde door stille christelijke deugden en door betamelijke onderwerping aan de overheid, zoodat de Koning ons klein getal niet begreep in de vervolging tegen de Anabaptisten en anderen, die niet instemmen met de hervormde Engelsche kerkbegrippen. De edele Vorstin had mij somtijds uit eigene beurs ondersteund; nu verkreeg zij voor mij een jaargeld, toereikend tot ons onderhoud. Zij liet het hier niet bij berusten; door hare goedheid werd dit huis mijn eigendom, dit huis! waarin mijne overige kinderen allen geboren werden, waarin mijne Gretha stierf, waarin ik zooveel goeds en bitters ondervonden heb, en waarin ik altijd met dankbaarheid herdenken zal aan mijne vorstelijke weldoenster! Ook gij mijne kinderen, vergeet haar nooit, vereer immer hare nagedachtenis.”

»Van dat ik geleerd heb te bidden, vergat ik haar nooit in mijn gebed,” verzekerde Walter, »maar vader, ik heb eigenlijk nooit recht begrepen, hoe wij zoo in armoede geraakt zijn.”

»De jaarwedde, stiptelijk uitgereikt zoolang mijne begunstigster leefde, werd terstond na haar afsterven tot op de helft verminderd, en kwam onder den Protector, en onder Koning Eduard niet weder tot de vorige som. Ook ontviel mij toen uwe moeder. Dat was een treurige tijd, niet waar, Eva, waarin gij