Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/99

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bewoont er geen beter,” hernam Eva, die wist dat haar vader, op dit onderwerp gebracht, licht eenige afleiding zoude vinden in herinneringen uit betere dagen.

»Ja, mijn vroom kind; dit is wel een geluk dat ik met dankbaarheid erken. Luister, Walter, u heb ik dat nog niet verteld, Hoewel voor den geestelijken stand opgevoed, was ik nog geen gewijd priester, toen het groote geschil tusschen den Paus en onzen Koning Hendrik uitbarstte; nadat die verbittering op het hoogste geklommen was en de Koning geene Bisschoppen of Prelaten hunne waardigheid, goederen of zelfs hun leven behouden liet, tenzij zij hem als hoofd der Kerk erkenden en de nieuwe geloofbelijdenis, door zijn parlement opgesteld, aannamen wilde ik de beslissende wijding niet ontvangen, voordat ik de protestantsche geloofsbegrippen ernstig en nauwgezet had onderzocht. Ik reisde daartoe naar Duitschland, de wieg der Hervorming. Ik werd bekend met de volgelingen van den grooten Luther.”

»O die voortreffelijke man,” viel Walter in, »vader, hoe dikmaals hebt gij ons van hem niet verteld!”

»Juist, mijn zoon. Welnu, ik toetste en beproefde zijne leer, de Heilige Geest verlichtte mijn oordeel, en met volle overtuiging omhelsde ik haar. Ik heb sedert dien tijd veel gezworven. veel gestreden voor de goede zaak. In mijn vaderland wilde ik niet terugkeeren, de Koning aan het hoofd der Kerk, de paapsche mis die men behouden had, het waas van afgoderij dat nog altijd onze Engelsche kerk overtoog, dat alles stond mij te veel tegen; daarenboven had ik toenmaals mij hier niet als prediker mogen vestigen. Eenige jaren hield ik mij in het Brunswijksche op; uwe moeder, mijne vrome Gretha, leerde ik daar kennen. Wij wenschten lief en leed met elkander te deelen; wij huwden. Gij mijne dochters werdt beiden in Duitschland geboren. Toen mijn lieve Francis een half jaar oud was, werd het ruchtbaar dat de doorluchtige Prinses van Kleef naar Engeland zoude gevoerd worden als vierde gemalin van Hendrik VIII. De gedachte dat deze vorstin, die in den Lutherschen godsdienst was opgevoed, hare geloofsgenooten bescherming en eenige voorrechten zou de verleenen, wekte in mij tevens het lang onderdrukte verlangen naar mijn geboorteland op. Mij daar aan het hoofd eener ge-