Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn overeengekomen, ga gij in een ander vertrek en hinder ons niet. Schrei niet, mijne Francis! mijn liefje; wees gerust, ik zal u van het feest vertellen, zooals ik beloofd heb.”

»Neen, in eeuwigheid niet, mijnheer! Ik ga niet van hier; ik verlaat mijne zuster niet in dit bange uur. Zoo gij het slechts aan haar alleen wilt geven, behoud dan uw goud, mijnheer! dan willen wij het niet, hoe hoog noodig,” voegde zij er zuchtende bij, »het ons ook is. Verlaat ons, Mylord! en neem onzen zegen mede, indien gij slechts thans nog gaat.”

»Hoeveel ben ik in uwe schuld, spijtige juffer,” antwoordde Benefield, opstaande en Francis loslatende, alsof hij aan het dringend verzoek toegaf.

»Gij hebt gezegd twee pond,” hernam het meisje, eenigszins beschaamd over hare hevigheid, en tevens berekenende dat voor het benarde huisgezin deze onderstand onmisbaar was, en zij niet aan hare gevoeligheid mocht bot vieren, ten koste van een vader en zoovele kinderen.

»Twee pond, lieve!” grijnsde hij met een valschen lach, »hier hebt gij er vier;” daarop zijne beurs weder aan den gordel stekende en den sluier opnemende, wendde hij zich naar de deur, die Eva voor hem opende. Onvoorziens greep hij haar echter bij den arm, en duwde hij het meisje de deur uit, die hij snel weder dichtsloot en van binnen grendelde.

»Om Gods wil! uit barmhartigheid, laat mij binnen, Mylord!” kermde zij, »zoo gij een gerust sterfbed wenscht, doe open! doe open! Laat mijne zuster met rust; roep den vloek van een braven vader niet op u; doe zijn liefste kind geen leed, Zoo gij een mensch zijt, en niet verstompt voor menschelijke ellende, bedenk dan dat gij de onschuld moordt!” Hare kreten baatten niets, men schonk geen antwoord. Zij begreep dat beden en klachten ijdel waren; zij luisterde. Eene stilte, die haar doodsangst aanjoeg, heerschte in het vertrek; na eenige sekonden hoorde zij, hoe Francis met eene akelig schelle stem om hulp schreeuwde. — »God, de Almachtige, zal ons sterken,” riep Eva haar toe, »Francis! houd goeden moed, ik zal u redden.” IJlings rukte zij de huisdeur open en kreet in de vrije lucht, dat het de voorbijgangers moest treffen. — »Helpt, goede menschen, helpt! men vermoordt een mensch! Men randt mijne