Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zal haar verlichten. Op haar leeftijd vermindert de smart met de tranen.

»Maar wie zijt gij, mijnheer, voor wien mijne arme dochter terugbeeft en die haar zooveel belangstelling toont? Verklaar gij het mij, zoo gij kunt, met welken nieuwen jammer de Heer mij bezoekt.”

»Ik zelf ben slechts sedert eenige oogenblikken hier, en weet niets bepaalds; men riep mij te hulp, ik ben gekomen en verjoeg den beleediger van dit arme kind. In hare verbijstering houdt zij mij voor den ellendige, van daar haar afschrik.”

Eva verhaalde nu in korte woorden het ruwen onbehouwen gedrag van Benefield, hoe zijne list hare eenvoudigheid verschalkte, en welken angst zij uitgestaan had om het lot harer zuster. Deze had in dien tusschentijd genoegzaam hare bezinning herkregen om te kunnen spreken van den schrik en de verbazing, die haar bevangen had, toen de ridder hare zuster had weggedrongen; een schrik die tot roerlooze ontzetting steeg bij zijne zonderlinge woorden, die zij niet begreep, en de woeste blikken, die hij op haar wierp. Met bevende lippen meldde zij, hoe hooge verontwaardiging haar beving bij zijne plotselinge liefkoozingen, waartegen zij zich achter den leuningstoel haars vaders verschanst had: een zwak bolwerk dat de gespierde booswicht spoedig bemachtigde. Toen had hij haar forsch omklemd en met onstuimige kussen hare lippen ontheiligd, terwijl zij, met den moed der vertwijfeling zich van zijn degen meester maakte; zij had getracht dien tegen hem te richten, doch ziende dat hij haar dit, voor een meisje zoo onhandig wapen ging ontwringen, wierp zij het ijlings met kracht verre van zich, zoodat de goede Toledo-kling, op den steenen vloer nederkomende, in stukken wegspatte. Een geschikter verdedigingsmiddel had zij gevonden in hare scherpe borduurschaar, die wel hare vingers verwondde maar ook de zijne, die om zoo te spreken, één was geworden met hare hand en die hij daaraan moeielijker had kunnen ontrukken dan het ijzer aan den magneet. In hare gedachten had die worsteling ontzettend lang geduurd, en zij gevoelde zich afgemat en zoude er in bezweken zijn, want het was de worsteling van gemisbruikte lichaamskracht met de zenuwachtige overspanning der wanhoop; van overmachtige