Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tijd, wij zijn door hoogten en diepten heengegaan als iedereen, maat die ééne kunnen wij zeggen zooals niet velen het zeggen kunnen — wij hebben geleefd in vollen zin wat men leven noemt in datgene wat het leven tot leven maakt!

Wij waren in die eenvoudige, maar zoo prettig ingerichte huiskamer van de pastorie niet altijd met ons drieën. Er had zich een kring gevormd van wie kunst en letteren lief hadden en beoefenden — nog alleen niet op de plaats die zijn eenmaal zouden innemen — maar op den weg die te veroveren, en reeds in hoop triomfeerend — zich zelven bewust. Hildebrand kwam er zijn Jonathan vinden — BEIJNEN verliet wel gaarne het vorstelijke ’s Gravenhage, om in de Heilosche pastorie te vertoeven,— Dr. BRILL werd er heen getrokken niet enkel door den band der verwantschap, — POTGIETER had er zijne verschijning gemaakt, maar Amsterdammer naar ’t harte en destijds nog niet aan zijn lateren reislust toegevend, trok hij het liefst zijne vrienden tot zich in zijn eigen huis — maar zijne brieven kwamen er zooveel te meer en gaven niet zelden stof tot een belangrijk onderhoud. De Meistreel van Kennemerland ook vond zijne plaats in de pastorie en niet zelden in het kerkje, en tokkelde de snaren in gedenke van beiden— De auteur van: de Lotgevallen van Joachim van Polsbroekerwoud kwam bij wijle den ernst van de gesprekken afwisselen door zijn jolige luim. BEETS temperde het vuur van onze geestdrift door zijn fijnen glimlach — en dien schalken blik, die ontnuchterend werkte… wij bleven voor overdrijving bewaard als voor eentoonigheid — en voorts… ik kan ze allen niet optellen, die daar neêrzaten en — verder gingen. Toch moet ik nog spreken van een enkelen bezoeker, die hier niet gemist kan worden.— Op zekeren dag, eene verrassing voor U als voor mij, trad WILLEM DE CLERQ, daartoe door mij uitgelokt, Uwe keer, Uwe pastorie binnen. Gij hebt den indruk beschreven, die zijne persoonlijkheid op U maakte — gij hebt dien dag in herinnering gebracht, onvergetelijk gemaakt voor U zelven en ons allen; ik zal niet in herhaling vallen — ik kan alleen instemmen met hetgeen gij gaaft[1]. En niet ver van de Pastorie lag Nijenburg —

  1. J.P. HASEBROEK, Mijne herinnering aan WILLEM DE CLERCQ, Dicht en Ondicht, 1ste deel, bij W.H. KIRBERGEN, Amsterdam 1879.